Bestuurder tussen struik en stad
De man die voor zijn werk ‘op eieren moest lopen’.
Roel de Wit, commissaris van de Koningin in Noord-Holland van 1976 tot 1992, lid van Provinciale Staten, burgemeester van Alkmaar en wethouder in Amsterdam was een bestuurder en een politicus. Hij stond voor zijn zaak, maakte zich hard voor stadsuitbreiding en was een politicus in hart en nieren. Toen tijdens zijn studententijd, in 1946, de PvdA werd opgericht als opvolgster van de SDAP, werd hij onmiddellijk lid. Hij bleef het lidmaatschap tot zijn dood behouden.
Maar er was ook een andere Roel de Wit. Dat was de man die als 12-jarige – toen hij nog Roelof werd genoemd – lid werd van de NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudies. Dat was een ‘vrije jeugdbeweging’ die zich verre van politiek en geloof hield. De leden, jongens en meisjes, trokken er in de weekends op uit om de burgerlijke wereld te ontvluchten en stortten zich dan op natuurstudie. Zij leefden sober, kleedden zich simpel en wisselden hun natuurervaringen uit met andere afdelingen. Ook gingen zij op kamp. De oudere leden rookten en dronken niet. Roel de Wit heeft zich levenslang aan die regel gehouden. Bij deze vereniging deed hij zijn grote, levenslange liefde voor de natuur en natuurbescherming op.
Tweemaal Roel de Wit: de natuurman en de stadsuitbreider. Dat waren twee eigenschappen die zich niet alleen lastig lieten rijmen, maar in de praktijk ook stevig konden botsen. Het gevolg was dat De Wit moest laveren, compromissen moest sluiten, en soms zelfs op eieren moest lopen. Maar, zo zei hij wel: ‘Besturen is rationeel handelen en daarbij moet men vuile handen durven maken.’ Zo nodig dolf de natuur het onderspit en boog de NJN’er het hoofd.
Auteur
Herman de Liagre Böhl (1943) is historicus en schrijver. Hij publiceerde biografieën van Herman Gorter, Floor Wibaut, Han Lammers en Heiko Miskotte. Verder schreef hij over de naoorlogse geschiedenis van Nederland en Amsterdam en over de landelijke stadsvernieuwing in de jaren tachtig.
De jonge Roelof was geboren en getogen als ‘rode Amsterdammer’. Zijn achtergrond uit de sociale bovenlaag van de arbeidersklasse was bescheiden. Moeder was graag onderwijzeres geworden, maar moest na de lagere school als dienstmeisje gaan werken. Vader had ook ambities, maar bleef steken in de positie van geschoolde arbeider. Later kreeg hij een onbetaalde bijbaan die hem wel voldoening gaf toen hij bestuurder werd bij de vormingsinstelling van de SDAP. Geen wonder dat de ouders hun zoons Roelof en Rob aanspoorden zoveel mogelijk te bereiken en in elk geval te gaan studeren. De jongens moesten inhalen wat hun ouders gemist hadden.
Van Roel de Wit is buiten zijn NJN-tijd weinig bekend over zijn privé omstandigheden. Hij was getrouwd en had twee kinderen Marjolein en Rutger. Hij werd wel ‘saai’ gevonden, een kwalificatie waarmee hij niet gelukkig was. Hij zei daarover zelf: ‘Als mensen mij saai vinden, dan komt dat omdat ik omdat ik niet rook, niet drink en overdadige party’s met veel mensen zoveel mogelijk mijd.’ Wie De Wit beter kende, wist dat hij niet alleen een vat vol tegenstrijdigheden was, maar ook een geestig causeur die met zijn grappige en spitse opmerkingen goed in staat was om van discussies de scherpe kantjes af te slijpen.
Maar, merkt zijn biograaf op, De Wit zat gevangen in de paradox tussen natuur en stad, enerzijds als natuurbeschermer en anderzijds als ‘ruimtelijk ordenaar’ die de verstedelijking een warm hart toedroeg. Die antithese was de tragiek van zijn leven. De Wit was continu in strijd met zichzelf.
Een boeiend boek over een warm bestuurder. Wat droog geschreven, maar de inhoud maakt dat ruimschoots goed.
Herman de Liagre Böhl – Het Noord-Holland van Roel de Wit. ISBN 978-90-5429-462-7, 259 pagina’s, €19,99. Schoorl: Uitgeverij Conserve 2017.