Alsof opgroeien nog niet lastig genoeg is
Jasmijn is autistisch en danst altijd uit de maat.
Jasmijn Vink vindt mensen vreemd. Ze zeggen andere dingen dan zij doen en verwachten van haar dat ze terugpraat. Maar dat doet ze niet. Ze praat tegen haar liefste vriend, haar hond Senta, en tegen haar ouders die ze vertrouwt. Verder leidt ze een zwijgzaam leven. Als ze op de leeftijd komt dat ze naar school toe moet (‘Waarom moet dat?’ denkt Jasmijn) bezorgt dat haar veel problemen. Het is rumoerig op school, de kinderen hebben schelle stemmen en schreeuwen, het licht is er te schel, het tempo ligt hoog, mensen eisen van alles van haar. Ze is doodongelukkig. Tot overmaat van ramp is Senta er niet welkom, de enige die haar echt begrijpt. Maar ze moet bakzeil halen. School moet. Vervuld van tegenzin en afkeer brengt ze haar jaren daar door. Maar er gebeurt ook iets moois. Ze mag op paardrijden en rijdt op pony Cilly, ook een wezen dat lief is voor haar en haar geen migraine bezorgt. Eigenlijk wil Jasmijn vooral rust. Ze wil langs de zijlijn kunnen staan, weg kunnen lopen naar het bos, alleen kunnen zijn met de dieren. Maar ze moet mee in de stroom en altijd maar volgens de regels in de maat dansen terwijl ze dat niet goed kan.
Jasmijn heeft autisme. Dat weet ze niet. Haar ouders weten het evenmin. Die weten alleen dat Jasmijn verlegen is en dat ze anders is. Ze houden zo veel mogelijk rekening met haar gevoelens. Haar moeder gaat zelfs als verkoopster bij Blokker werken om voor Jasmijn paardrijlessen en daarna een paardrijkamp te kunnen betalen. Als Jasmijn vol blijde verwachting bij het kamp aankomt, ontdekt ze dat ook daar rumoerige en schreeuwerig blije kinderen zitten. Van angst en spanning krijgt ze zo’n vreselijke migraineaanval dat haar ouders haar moeten komen ophalen. En zo gaat het steeds. Iedereen staat klaar voor een feest, Jasmijn haakt af en zou zich het liefst in een donker hoekje verstoppen. Met Senta. Of met Elvis. Want sinds ze de zanger met de warme stem heeft ontdekt luistert ze naar zijn muziek, praat ze thuis tegen zijn foto.
Auteur
Judith Visser (1978) is zelf Jasmijn Vink. Ze vertelt het verhaal van haar jeugd. Opgroeien is al niet altijd eenvoudig, maar als je autisme hebt is het buitengewoon moeilijk. Autisme is een aangeboren stoornis in de informatieverwerking waardoor de communicatie moeizaam verloopt.
Pas op volwassen leeftijd kwam Jasmijn/Judith erachter dat haar ‘anders-zijn’ een naam heeft: het syndroom van Asperger, de vorm van autisme waarmee zij was geboren. Ze was hoog intelligent, kon op haar derde lezen, maar spreken was er niet bij. Ze begrijpt alle woorden, maar neemt alles letterlijk op: als ‘Colette haar een paar uur onder haar hoede zal nemen’, is zij hoogst verbaasd als Colette zonder hoeden binnen komt. Zit haar schooljuf om Jasmijn met de handen in het haar, zoals ze haar ouders vertelt? Daar kijkt Jasmijn van op: jufs handen liggen immers nog gewoon op tafel. Het zijn maar wat voorbeelden.
Vanaf 2006 schreef ze diverse gewaardeerde jeugdboeken en thrillers.
Judith Visser schrijft ontroerend en prachtig over haar leven als klein meisje. Ze voelde zich gekortwiekt door regels, verlangde ernaar als de vrije vogels te zijn in plaats van gekooid te worden door wat anderen voor haar bepaalden.
Mooi, empathisch, een must voor iedereen die met kinderen werkt en van kinderen houdt. Schitterend geschreven ook.
Een boek om stil van te worden!
Judith Visser – Zondagskind. ISBN 978-94-027-0117-3, 478 pagina’s, €19,99. Amsterdam: HarperCollins 2018.