Verhalen uit de dierenambulance
Op pad met de medewerkers van de dierendienst.
Wat getallen. In Nederland worden ongeveer 1,5 miljoen honden en 2,6 miljoen katten als gezelschapsdier gehouden. Bijna één op de vijf huishoudens heeft een hond, één op de vier een kat. Daarnaast houden we er met z’n allen een ongetelde hoeveelheid ‘kleinvee’ op na in de vorm van vissen, duiven, hamsters, wandelende takken, konijnen, ratten, slangen, schildpadden, vogels en marmotten en dan vergeet ik er vast nog wel wat. Gebeurt er wat met de dieren die we ‘in de hand kunnen houden’, dan gaan we naar de dierenarts als hen iets mankeert. Maar honden en katten lopen nog wel eens vrij rond en worden dan overreden. Andere huisdieren overkomt ook allerlei akeligs. Voor die noodgevallen, plus voor niet-huisdieren als egels, vleermuizen, eekhoorns, hazen, vossen en allerlei soorten (water)vogels in nood rukt de dierenambulance na een melding uit. Uit al die cijfers blijkt wel dat de dienst het druk moet hebben.
Sinds ruim veertig jaar geleden in Den Haag de eerste dierenambulance ging rijden (dit jaar bestaat de Ambulancedienst Amsterdam 40 jaar) zijn de vrijwilligers al miljoenen keren uitgerukt. De inmiddels 2500 vrijwilligers van de negentig diensten voor de dierenambulance krijgen samen 465.000 meldingen per jaar, gaan 174.000 keer op pad en helpen dan 177.000 dieren. Daarnaast ruimen ze kadavers op die langs de weg liggen, laten ze zieke vogels inslapen bij vogelgriep of botulisme en maken ze na een grote manifestatie de grachten in Amsterdam schoon. Soms krijgen ze een erfenis van een dierenvriend, verder moeten ze het hebben van donaties en kleine subsidies. Kijk maar eens bij de middenstand en stop wat geld in het busje ‘dierenambulance’ als dat op de toonbank staat.
Na al die informatie is het tijd voor avontuur. De schrijfster ging met de professionals mee op de wagen en zette zich in hun kielzog in voor allerlei dieren in nood. Of het nu eendjes waren op de snelweg – u kent ze wel, zo’n moedereend die kalmpjes aan met tien pulletjes achter de rokken de grote weg oversteekt en zo voor opstoppingen zorgt. Of een dode kat in een bushokje: aangereden en zich met haar laatste krachten naar de kant gesleept. Van Kessel maakte een ‘koolmeesjesdag’ mee – de ene na de andere melding van uit het nest gevallen jonge vogels – en rijdt een ritje om een dode labrador te halen: zijn bazin koos voor destructie en in dat geval haalt de Dierenambulance de overleden hond op. Dag hond, hij glijdt zo in de kliko. Vast een fijn leven gehad. In de koelruimte ziet zij ook een wit poesje in een kistje. Het diertje ligt op een bedje van fluweel, rondom haar lijfje zijn rozenblaadjes gestrooid. Zo kan het dus ook.
Auteur
Annemiek van Kessel studeerde sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Zij runde twintig jaar een adviesbureau en schreef een aantal non-fictieboeken over onder meer studiekeuze en Let niet op de rommel, een boek dat zij in 2013 samen met Henk Plenter schreef, de man die voor de gemeente Amsterdam de huisontruimingen doet en daarover opzienbarende verhalen wist te vertellen.
Dit is echt een boek voor dierenliefhebbers. Vlot geschreven, maar: dat ‘vlotte’ gaat pas in bij hoofdstuk twee, na pagina 30. Op de bladzijden daarvoor moet de lezer zich eerst door een hoeveelheid niet al te smeuïg opgediste geschiedenis heen werken. Het ware wellicht beter geweest als de auteur na een heel korte introductie had verwezen naar een bijlage met geschiedenis achterin, zodat de lezer meteen met zijn neus in de boter was gevallen. Een goede start is het halve werk.
Desondanks: smullen voor dierenvrienden.
Annemiek van Kessel – Rijden jullie ook voor duiven? ISBN 978-94-6297-093-9, 256 pagina’s, €16,50. Amsterdam: Uitgeverij De Kring 2018.