Smeulende cultuur
Crushuva is nog het enige dorpje waar de Aroemenen autonoom hun taal en cultuur kunnen vieren. Een etnische vertelling over de Balkan.
‘Ik ben Pitu, de zoon van Costa en Aretia, en veel belangrijker nog: de vader van Samarina. Wij zijn Aroemenen.’ Dit zegt Pitu, de oud-burgemeester van het hoog gelegen Crushuva, tegen Gjoko, de vriend van Samarina. Deze antwoordt: ‘Ik ben je nieuwe Macedonische zoon.’
Zijn dochter weet niet dat Pitu nog maar zes maanden heeft te leven. Zijn toekomstige schoonzoon nog minder. De dokter heeft Pitu verteld dat onder zijn schedeldak een tumor woekert.
Toen Pito uiteindelijk bij hun afscheid zei: ‘Ik heb kanker in mijn kop’, hoorde niemand hem. Hij wilde niet gehoord worden. Zijn adamsappel bewoog bij het spreken, zijn lippen nauwelijks. Het enige wat de anderen konden horen, als ze hun best zouden doen, was het klakken va zijn tongrug tegen zijn gehemelte. Ik, kanker, kop. Het is het moment om op zoek te gaan naar zijn vader en zijn leven.
De Aroemenen hooren tot de etnische taalgroep van Vlachen. Dit zijn de volken op de Balkan die Oost-Romaanse talen spreken, verwant aan het Roemeens. Het is een taalerfenis van de Romeinse overheersing 2000 jaar geleden en te vergelijken met het Waals, een woord dat etymologisch verwant is aan Vlach.
De Aroemenen kennen een glorieuze geschiedenis. Rond 1760 was de Aroemeense stad Moscopole na Istanbul de tweede belangrijkste stad in de regio. Moscopole telde in die tijd 60.000 zuiver Aroemeense inwoners. Momenteel zijn er op de Balkan nog maar enkele tienduizenden over die zich beschouwen als Aroemeen.
Het zijn in de eerste plaats de Turken geweest die de Aroemeense cultuur veel schade toebrachten, waarna de Grieken zich ook niet onbetuigd lieten. De twee wereldoorlogen en de ontwikkelingen na de dood van Tito deden de situatie voor de Aroemenen verder verslechteren.
Pitu heeft zijn vader Costa nooit gekend. Dit is het uitgangspunt voor een fictief drama waarbij de levensloop van vader en zoon vanaf de Eerste Wereldoorlog tot heden leidraad zijn bij een indringende historische schets van de Balkan, waarbij het dorp Crushuva als laatste bolwerk der Aroemenen centraal staat.
De beschrijving van beider levens wisselt van poëtisch, naar historisch en van fel realistisch naar anekdotisch. Zo komt de Italiaanse dictator Mussolini langs. In hem zien veel Aroemenen een helpende hand tegen hun vijanden. Het zal hen tegenvallen.
Echter, al het oorlogsgeweld dat de Balkan overspoelt valt feitelijk weg wanneer persoonlijke drama’s langskomen die erg herkenbaar zijn omdat liefde en leed nu eenmaal de universele bagage is van alle mensen. Dat zijn de momenten waarop het verhaal diepe emotionele lading krijgt.
Auteur
Stefan Popa (1989), wiens vader een Roemeense vluchteling is, werkt als zelfstandig journalist. Na zijn debuutroman Verdwenen grenzen zoekt hij in dit nieuwste boek opnieuw aandacht voor de kwetsbaarheid van kleine volken in een immer uitdijend Europa.
Een lijvige roman die de lezer meetrekt in een web van talen en volken die op de Balkan strijden voor erkenning en bestaansrecht. Het is de verdienste van deze auteur van dit epische werk om ons hierin de weg te wijzen.
Stefan Popa – Of de oleander de winter overleeft. ISBN 978-94-027-0257-6, 397 pagina’s, € 21,99. Amsterdam: HarperCollins 2019.