Liefde verandert nooit
Het verhaal van de bezeten wezen.
In 1542 wordt het meisje Fye door haar moeder meegenomen naar het grote stadsplein, de Plaetse, om samen met haar naar de openbare verbranding te gaan kijken van Engel Dircxdr. Engel is tot die gruwelijke straf veroordeeld omdat ze bezeten zou zijn van een boze geest waardoor zij dingen wist die zij niet zou kunnen weten. Normaal gesproken houden Fyes ouders haar weg van zulke taferelen, nu moet zij kijken. Moeder lijkt haar hiermee te willen waarschuwen. En niet voor niets, want ook Fye ‘ziet’ en ‘hoort’ dingen en zij zal daar levenslang door in de problemen komen. Voorlopig is zij jong, gaat naar de Latijnse school, wordt verliefd op de rijke Laurens Reael en droomt over een mooie toekomst met hem. Thuis is het minder mooi. Haar vader is aan de drank. Amsterdam maakt vreemde tijden mee. De katholieke kerk krijgt tegenstanders. De wederdopers lopen naakt door de stad, in een ver land komt Calvijn op.
Fyes wereld is klein. Laurens wordt door zijn ouders naar Genève gestuurd om predikant te worden. Gerrit Lieveheer, een appelboer, vraagt om haar hand en ze trouwt met hem. Niet lang daarna wordt dochter Sara geboren. En om de cirkel rond te maken blijkt Gerrit, ofwel Ger, een even grote drinkebroer als Fyes vader was. Hij verdrinkt het geld waarvan het gezin moet eten. Fye blijft dromen van Laurens en vertelt haar dromen aan haar rijke vriendin Jacoba. Die helpt haar met eten als de honger toeslaat. De armoe regeert Amsterdam. Ook de tweehonderd weeskinderen hebben amper te eten. Maar dan komt er een dag, in januari 1566, dat de wezen wel door geesten bevangen lijken. Wie heeft de kinderen betoverd of zijn ze door duivels bezeten? En wie heeft het op zijn geweten dat alles fout lijkt te gaan? Fye misschien, die hierover al had gedroomd? Er moet een schuldige worden gezocht, een zondebok aangewezen.
Auteur
Jacobine van den Hoek (1973) is columnist en actief in de culturele sector. Zij las in 2016 in het tijdschrift Ons Amsterdam het artikel ‘Bezeten wezen teisteren de stad’ van de hand van Maarten Hell. Dat verhaal van de wezen, eerder beschreven door Lydia Hagoort, prikkelde haar nieuwsgierigheid. Ze volgde een workshop bij Simone van der Vlugt, die haar vervolgens gedurende haar hele schrijfproces bleef steunen.
Op basis van eigen onderzoek naar aanleiding van de artikelen en bezoeken aan archieven schreef de auteur deze historische roman. Het verhaal speelt in de aanloop naar de tachtigjarige oorlog (1568-1648) en de Beeldenstorm in het najaar van 1566.
In een nawoord geeft ze tekst en uitleg welke onderdelen echt gebeurd zijn en welke fictie. Dat maakt het geheel enigszins verwarrend. Deze explicatie zou overbodig zijn geweest als zij bijvoorbeeld het artikel van Hell geciteerd had en vervolgens had gemeld dat dít verhaal haar bron van inspiratie was geweest. In een historische roman die zover terug speelt is het niet meer dan normaal dat details door de schrijfster naar eigen verbeelding zijn ingevuld. Het is een roman, geen proefschrift.
Op de achterflap wordt dit boek een sfeervolle en spannende historische roman genoemd. Sfeervol is hij zeker, spannend niet. Het verhaal kabbelt een beetje. Wel erg aardig is het feit dat de schrijfster gebruik maakt van oude woorden en begrippen: teljoor, patijnen, velijn, potage et cetera. Leuk en leerzaam.
Een veelbelovend debuut.
Jacobine van den Hoek – Zondebok. ISBN 978-90-2395-641-9, 317 pagina’s, €20,99. Utrecht: Uitgeverij Mozaïek 2019.