Dit boek bespreekt de cultuur van De Tweede Kamer vanaf het moment dat deze na de bezetting weer bijeenkwam tot heden. Er is enerzijds continuïteit, maar anderzijds is er ook veel veranderd.
Na een proloog over het herstel van de parlementaire cultuur begint het eerste deel. Daarin worden de geschreven regels, zoals het Reglement van Orde, besproken, gevolgd door het geweten van de Kamer. Aan de voorzitter is een apart hoofdstuk gewijd, evenals aan de parlementaire socialisatie.
Het tweede deel bestaat uit drie hoofdstukken over de parlementaire cultuur in chronologische volgorde. Het begint met de ‘tijden van pacificatie’ (1946-1967), daarna komen de ‘tijden van polarisatie’ (1967-1982) en tenslotte de ‘tijden van nieuwe zakelijkheid’ (na 1982).
In een uitgebreide epiloog wordt stilgestaan bij de betekenis van de verhuizing naar het nieuwe Kamergebouw ‘als symbool van vooruitgang’. Na een verantwoording van het onderzoek wordt het boek afgesloten met een balans over de cultuur van de Tweede Kamer.
In dit boek heeft de auteur een grote hoeveelheid aan feiten en wetenswaardigheden niet alleen soms tot in het detail vermeld, maar ook weten te ordenen en waar nodig te interpreteren. Het boek is daarmee een waardevol handboek en naslagwerk geworden.
Het heeft geen zin dit standaardwerk samen te vatten. Toch valt er best een en ander over te zeggen zonder te pretenderen volledig te zijn. Als gevolg van deze gedwongen keuze moeten interessante en belangwekkende behandelde zaken als het Reglement van Orde, ongeschreven regels, het geweten van de Kamer, de ontwikkeling en het functioneren van de Kamercommissies, interrupties, interpellaties en parlementaire enquêtes helaas achterwege blijven.
Auteur
Dr. A.C. (Carla) Hoetink is politiek historicus en verbonden aan de Radboud Universiteit van Nijmegen. Dit boek is de handelseditie van haar proefschrift. Ze is medeauteur van een boek over ontoelaatbaar taalgebruik in de Tweede Kamer en schreef onder meer mee aan een boek over twee eeuwen Tweede Kamer.
Continuïteit en verandering
Er is zowel sprake van continuïteit als van verandering. Opvallende feiten zijn onder meer de uitbreiding van het aantal Kamerleden van 100 naar 150, de professionalisering van de griffie, de forse verhoging van de schadeloosstelling waardoor het Kamerlidmaatschap steeds meer een full time baan werd, de toename van het aantal specialisten, de instelling van het Presidium in 1966, de uitbreiding van de ondersteuning van individuele Kamerleden en de ‘democratisering’ van het ambt van de voorzitter, die uiteindelijk leidde tot een ‘vrije’ verkiezing.
Decorum
Kamervoorzitter Rad Kortenhorst (1948-1963) hechtte nog zeer aan decorum en kleedde zich in rokkostuum. Zijn opvolger Frans-Joseph van Thiel (1963-1972) trok een jacquet aan en later zelfs een gewoon kostuum. Ook de kleding van de leden veranderde langzamerhand. Datzelfde gold voor het taalgebruik. De voorzitter was niet alleen verantwoordelijk voor het handhaven van de orde, maar ook voor het ‘bewaken van de goede toon’, om met Kortenhorst te spreken. Dat betrof niet alleen ‘onbetamelijk’ taalgebruik, maar ook bijvoorbeeld ‘provocaties’ van de communisten, die regelmatig, met steun van de meerderheid, werden geschrapt en dus niet in de Handelingen (notulen van de Kamer) terechtkwamen. In die Handelingen was ook jarenlang geen plaats voor humor, hoewel Kamervoorzitter Vondeling, die toch niet de reputatie had een lachebekje te zijn, humoristische situaties en curiosa in zijn persoonlijke archief bewaarde.
Efficiency en profileringsdwang
Er is een continue spanning tussen efficiënt vergaderen en de neiging van politici om hun partij en zichzelf te profileren. Met name als de tv-camera’s draaien gaat men soms ‘los’. Je zou uit dit boek kunnen distilleren dat linkse politici zich hier nog het meest aan te buiten gaan, vooral wanneer ze in de oppositie zitten.
Sommige partijen werden min of meer genegeerd. Dat gold jarenlang voor de CPN, totdat Marcus Bakker steeds meer werd gerespecteerd. Het was vooral de PvdA die zich tegen de communisten afzette. De Boerenpartij mocht nooit een ondervoorzitter leveren en D66 moest hier vier jaar op wachten. De weerzin was het grootst tegen de Centrumpartij, die in de jaren ‘80 een tijdje een zetel bezette.
Nieuw gebouw
De verhuizing naar het nieuwe Kamergebouw na zo’n vijftien jaar bouwplannen en overleg werd door velen als ingrijpend ervaren. Het moest er een keer van komen, want de vergaderzaal werd steeds meer als ontoereikend ervaren en er was sprake van een ernstig ruimtegebrek. Pas na de ingebruikneming van de nieuwe vergaderruimte kwam het besef wat men daarvoor had moeten inleveren. Men miste de sfeer op politieke hoogdagen, zoals D66-prominent Hans van Mierlo het omschreef, ‘de wilde-beestenlucht van te grote emoties in een te klein hok’.
Tijdens het lezen van dit boek overkwam me regelmatig een gevoel van herkenning. Na de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 heb ik als lid van het Presidium van de Gemeenteraad van Haarlemmermeer meegewerkt aan het invoeren van tal van maatregelen, zoals spreektijden, het plaatsen van interruptiemicrofoons, het verplaatsen van de wethouders van het centrum naar ‘de zijkant’ om maar een paar zaken te noemen. Dit alles minder geleidelijk en in een korter tijdsbestek dan bij de Tweede Kamer.
Dit uitvoerige en gedetailleerde handboek en naslagwerk is niet alleen van belang voor beoefenaren van en studenten in de bestuurskunde en politicologie, maar zeker ook voor volksvertegenwoordigers op verschillende niveaus.
Carla Hoetink – Macht der gewoonte – Regels en rituelen in de Tweede Kamer na 1945. ISBN 978-94-6004-276-8, 648 pagina’s, € 29,95. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt 2018.
Een iets ingekorte versie van deze recensie is gepubliceerd in ‘Bestuursforum’.