…en in de schaduw van de vergankelijkheid…
Brieven van Willem Pijper geven een warmbloedig beeld van het interbellum.
Op 8 mei 1947 werd de naam van componist Willem Pijper plechtig onthuld op het balkon van het Concertgebouw. Tijdens een herdenkingsconcert onder leiding van dirigent Eduard van Beinum van het Concertgebouworkest werd Pijper geëerd als belangrijke toonkunstenaar van de hedendaagse Nederlandse muziek. De componist was toen op de kop af zes weken en een dag dood. De vanwege zijn scherpe essays en recensies omstreden Willem Pijper overleed op woensdag 19 maart 1947 aan longkanker.
Auteur
Willem Pijper, geboren in 1894, was behalve componist en pianist ook een gedreven schrijver. In die hoedanigheid is hij vooral bekend geworden als degene die met zijn vernietigende recensies de Utrechtse dirigent Jan van Gilse neersabelde en hem uiteindelijk zijn ontslag deed nemen als dirigent bij het Utrechtsch Stedelijk Orkest. Het ging daarbij om een artistiek conflict tussen Duitse (van Gilse) en Franse (Pijper) esthetiek.
Pijper is de jongste componist wiens naam in de eregalerij van het Concertgebouw werd ingelijst. Feit is ook dat zijn werken niet vaak meer worden uitgevoerd en dat zijn sadistische stukjes tegen Jan van Gilse daarentegen nog steeds bedenkingen oproepen.
Willem Pijper, een niet zo gemakkelijke man zoals hij ook zelf wel besefte, was in het interbellum beslist een smaakmaker en een bepalende figuur in het Nederlandse muziekleven. Gedurende zijn leven heeft hij talloze brieven geschreven waarvan rond 2000 bewaard zijn gebleven. Van deze zijn er 274 opgenomen in deze bundel.
Arthur van Dijk (1963), directeur van Het Brabants Orkest, werkte een kwart eeuw aan het opsporen, selecteren, annoteren en uiteindelijk samenvoegen van de verzameling geschriften van Pijper. Volgens hem behoort deze tot de scherpste essayisten van zijn tijd.
De brieven die zijn uitgegeven in de serie privé-domein van de Arbeiderspers zijn spannende lectuur voor wie nu een eeuw na dato zich wil laten verrassen door een tijdsgewricht dat zich nauwelijks meer in de levende herinnering bevindt. De brieven zijn ondergebracht in drie periodes. Van 1917 tot 1925 waarin men de felle veerkracht van de succesvolle debutant herkent, van 1925 tot 1940 waarin het werk consolideert maar de liefde verwart en tenslotte de periode tot 1947.
Deze laatste periode vangt aan met het verbranden van alle manuscripten tijdens het bombardement van Rotterdam. Het mag een wonder heten dat Pijper kort tevoren al zijn composities in een bankkluis had ondergebracht, anders was alles weggeweest.
De brieven van Pijper zijn erg aantrekkelijk om te lezen. Hij genoot veel contacten in binnen- en buitenland en reisde veel naar Duitsland, Zwitserland, Italië, Frankrijk en Engeland. Hij maakte van zijn hart geen moordkuil en zo vernemen we precies wat hem wel of niet beviel.
Natuurlijk gaat het over concerten, composities, musici en dirigenten, maar ook over wat voor eten er op tafel komt, hoe het gesteld is met de Italiaanse hygiëne of de treinverbindingen tussen Duitsland en Frankrijk kloppen en of hij in Zwitserland wel aan de juiste tabak kan komen.
Zijn liefdesleven krijgt in de brieven een prominente plaats. De womanizer Pijper leek er geen genoeg van te kunnen krijgen en men mag derhalve ruim delen in zijn hartstochten.
Willem Pijper is misschien het meest bepalend geweest als opleider van jonge componisten. Tijdens zijn directeurschap aan het Rotterdams Conservatorium is dat in onze tijd misschien de grootste aandachttrekker.
Zoals reeds gezegd, zijn muziek wordt niet veel meer in de concertzalen gehoord, maar wie interesse heeft, kan gelukkig terecht bij YouTube waar een groot aantal composities te beluisteren is.
Met dit boek staat een niet te versmaden bundeling glanzende brieven van een groot schrijver en toonkunstenaar ter beschikking.
Willem Pijper – In het licht van de eeuwigheid. ISBN 978-90-295-0548-2, 607 pagina’s, € 29,99. Amsterdam: De Arbeiderspers 2019.