Geslepen moorden
Twee verschillende killers met ieder een geheel eigen werkwijze doen de politie het hoofd breken. Is het stom toeval dat ze allebei gelijktijdig aan het moorden slaan?
Edinburgh is in de ban van onverklaarbare moorden. Tijdens het beroemde festival van de stad spoeden de feestvierders zich al drie dagen etend, drinkend en vrijend van het ene optreden naar het andere. Te midden van hen had een moordenaar rondgelopen. Het slachtoffer was met een zwiepende beweging tot aan het heft van het mes in de buik gestoken. De snee was kaarsrecht en diep. Er was een hoop bloed op de grond terecht gekomen. Zelfs als hij nog de tegenwoordigheid van geest had gehad, was het niet mogelijk geweest de bloedstroom met de handen te kunnen stelpen. De jaap was te groot. De omstanders hadden de verwonding pas opgemerkt toen hij al bijna was leeggebloed.
Inspecteur Luc Callanach vond het ongelooflijk dat ze in de duizendkoppige menigte geen enkele bruikbare getuige konden vinden. Uiteindelijk waren er toch twee die wat meenden te hebben gezien. Merel en Nick de Vries, een Nederlands stel dat inmiddels tien dagen op vakantie was in Schotland. Merel had hem pas in de gaten toen iemand gilde en zij zich over hem heen wilde buigen. Ze veronderstelde dat hij dronken was en zich niet goed voelde. Opeens zat Merels hand onder het bloed. Ze herinnerde zich ook dat er iemand in de menigte heel hard en schel lachte. De naam van het slachtoffer was Sim Thorburn, een man die in zijn hele leven nog nooit iemand had kwaad gedaan. Het was de eerste moord.
De tweede was vooral bruut en smerig. Met op de plaats delict een scherpe zure lucht die overging in de stank van verrotting en menselijke uitwerpselen. De recherche deed onwillekeurig een stap terug toen ze de slaapkamer wilden betreden. Het bloedbad op de grond was schokkend. Het lijk was moeilijk te zien omdat het schuilging onder een enorme kast. Alleen de voeten waren zichtbaar. Voor deze moord was een onvoorstelbare razernij nodig geweest. De dader moest wel een beer van een kerel zijn geweest. Het slachtoffer was Helen Lott, een verpleegster in de palliatieve zorg die haar ziel en zaligheid gaf aan terminale patiënten. Welke smeerlap had zo iemand willen ombrengen?
Inspecteur Callanach en zijn collega’s staan onder grote druk als het bij deze twee moorden niet blijft. Er zijn vrijwel zeker twee moordenaars aan het werk. Eén van hen is van-dik-hout-zaagt-men-planken. Geweld is zijn handelsmerk. De ander is geraffineerder, maar niet minder sadistisch. Sim Thorburn bofte nog met een enkele messnee om het leven te zijn gebracht.
Auteur
Helen Fields werkte meer dan tien jaar als advocaat in Londen. Tegenwoordig heeft ze samen met haar echtgenoot een filmproductiemaatschappij waar ze als scenarioschrijver en producer werkzaam is.
Dit boek opent met twee moorden waarbij in de verre verste geen motief te bekennen is. Dat geldt ook voor volgende slachtoffers. De politie heeft nochtans wel aanwijzingen dat de moorden, hoewel gepleegd door twee daders met een erg verschillende modus operandi, met elkaar te maken hebben. Er is echter nauwelijks een aanknopingspunt.
Na slepend recherchewerk komt uiteindelijk een doorbraak waarbij een bloedstollend complot aan het licht komt en een spetterende oplossing deze pittige thriller besluit. Dat heeft de lezer trouwens wel verdient, want tot dan moet men flinke tijd de adem inhouden.
Een mooi filmscenario, maar wel hartstikke 16+.
Helen Fields – Perfecte prooi. Vertaald uit het Engels (Perfect Prey) door Ernst de Boer en Ankie Klootwijk. ISBN 798-90-263-5129-7, 480 pagina’s, € 16,99. Amsterdam: Ambo | Anthos 2020.