Tomas Ross – Onze vrouw in Tripoli. ISBN 978-90-234-7153-0, 380 pagina’s, € 19,90; ebook € 15,95. Amsterdam: Cargo / De Bezige Bij 2012.
De voormalige Nederlandse diplomaat Willem van Lanschot woont in een afgelegen Frans dorpje. Als hij naar Den Haag vertrekt om zijn appartement te verkopen wordt hij daar door zijn oud-collega’s min of meer geprest om de uitvaart van een voormalige vriend bij te wonen. Hij doet dit met grote tegenzin, want na het overlijden van zijn vrouw (een onopgeloste moord waarbij haar laptop werd gestolen) had hij liefdesbrieven van Robbie aan haar gevonden. De verkoop gaat niet door en Van Lanschot vertrekt weer naar Frankrijk, waar hij ternauwernood aan een moordaanslag weet te ontkomen. Opeens is hij zijn leven niet meer zeker en vlucht hij samen met Julia, een Britse agente, naar vrienden in Spanje. Hij komt er achtig dat een internationaal gezochte terrorist zijn vrouw en Julia’s man vermoord zou hebben en ze besluiten hem te gaan zoeken. Ze belanden tenslotte in Libië, waar Willem ooit gestationeerd was. Daar volgende de intriges elkaar in sneltreinvaart op en wordt hij met zijn eigen verleden geconfronteerd. Hij komt onder meer in aanraking met Camilla Edström, de Zweedse minnares van Mutassim Khaddafi, de vierde zoon van de dictator. Ahmoud Houda, een hoge functionaris van de Libische staatsveiligheidsdienst, blijkt zijn eigen agenda er op na te houden.
De afloop geef ik uiteraard niet weg.
Het verhaal speelt zich af aan de vooravond en het begin van de Libische revolutie tegen Muammar Khadaffi. Op 27 februari 2011 is een Nederlandse helikopter bij de Libische kustplaats Sirte door het Libische leger buitgemaakt. Ross legt uit in zijn Nawoord waarom het heel goed mogelijk was dat Mabel Wisse Smit, sinds haar huwelijk met Prins Friso ook wel bekend als Mabel van Oranje, op dat moment in Libië was en door die helikopter moest worden opgehaald uit het snel onveiliger wordende land. Voor de auteur een buitenkansje om Mabel als lid van de Young Global Leaders een rol te laten spelen in dit boek. Zij zouden ernaar streven om Kaddafi’s pro-westers geachte zoon Saif al-Islam diens plaats in te laten nemen.
Het is bekend dat Ross geen groot liefhebber is van de Oranjes en van Mabel, maar zijn beschrijvingen zijn vrij mild. De schrijver heeft zijn manuscript wat aangepast vanwege de huidige situatie van Prins Friso en de publicatie een tijd uitgesteld. Toch staan er bij tijd en wijle hilarische passages in, bijvoorbeeld over de voorliefde van Willem Alexander en Friso voor ‘volkse’ René Froger en de ‘slechte smaak’ van de Oranjes. Ross laat Mabel het alias Martine Los gebruiken, terwijl haar oorspronkelijke naam Mabel Martine Los is. Een vilein grapje?
Naast Mabel spelen de toenmalige ministers Hillen van Defensie en Rosenthal een bescheiden rol. Ook Hans van Mierlo en tal van andere bekende personen komen we, vaak kort, tegen. Verder zijn onder meer de Surinaamse decembermoorden en de Lockerbie-aanslag op een geloofwaardige manier in het verhaal verweven. Maar bovenal geeft Ross een prachtige sfeertekening van de toenmalige situatie in Libië. Hij doet dat zo knap dat ik zo nu en dan aan aan Eric Ambler en John le Carré moest denken. Ik heb het boek dan ook in één adem uitgelezen.
Grote klasse.
Aan dit boek werd tevens ruim aandacht besteed in de boekenrubriek LeesKost van het programma PuurCultuur op MeerRadio (woensdag 9 januari 2013).