Lieveling van de burgerij
Optreden voor Hollandse duitendieven.
Tenminste anderhalve eeuw was Ludwig van Beethoven (1770-1827) meubilair van onze cultuur, In 1783 bezocht hij Nederland waar hij voor een optreden 63 dukaten kreeg uitbetaald. Een mooi honorarium, maar Beethoven vond dat niet, want hij pruttelde dat de Hollanders duitendieven waren met alleen oog voor geld en dat ze hem nooit weer zouden terug zien.
Ach, de Nederlanders waren wel blij met Beethoven. Een Duitse componist die zulke mooie muziek componeerde, die wilden ze na al die Franse ellende met Napoleon graag in hun armen sluiten.
Beethoven componeerde voor de aristocratie, maar werd al gauw de lieveling van de burgerij. Het was aanvankelijk wennen. Mozart en Haydn, eerdere componisten kende men niet, waren lieden van frivole onschuld. Het waren representanten van het ancien régime, terwijl Beethoven zich ontpopte als een romantische rebel. Hij werd in de Negentiende Eeuw, die in Nederland maar niet ophield en duurde tot 1940 of misschien nog wel langer, de Nederlandse muziekheld.
Aanvankelijk was er in ons land ook niet zoveel. Je had maar twee Nederlandse componisten die we nog kennen. Dat waren Wilhelm Wils (1772-1847), de componist van Wien Neêrlands Bloed en Anton Diepenbrock (1862-1921). Eigenlijk had Beethoven maar één serieuze concurrent. Een componist die, wanneer Beethoven het te gek maakte of te brutaal klonk, als balsem werd opgevoerd. Dat was Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847). Wanneer je Beethoven speelde als Mendelssohn, was het eigenlijk helemaal okay.
Twee jaar geleden bezocht ik in Bonn het geboortehuis van de meester. Toen schrok ik wel even. In een hoek hing aan een knaap op een stevige poot het galakostuum van Beethoven. Het leek wel een luxueus uitgevoerd rompertje van een forse peuter. Ik wist dat Beethoven maar 1.62 meter mat, maar als je die kleertjes zag hangen. Ach got.
Toch was het deze emotie die ik mezelf kwalijk nam, want daar gaat het natuurlijk helemaal niet om. Bij Beethoven draait het om de muziek en de cultuur waarin deze een plek heeft en zeker niet om zijn lichaamslengte. Of om andere dingen die mensen erbij slepen om de muziek te veraangenamen.
Lange tijd `zou dit toch usance zijn. Aan de hand van fraaie benamingen, fantasieën, associaties en illustraties was het gebruikelijk de muziek op te pimpen. Tenslotte is de Negentiende Eeuw de eeuw van de programmamuziek waarin men niet schroomde allerhande voorstellingen, idealen en gebeurtenissen via de muziek aan de man te brengen. Of andersom. Ook via teksten en wie scoorde nu hoger dan Beethoven met zijn Negende en die woorden van Schiller? Professor Bernet Kempers schreef er zelfs een boek over: Muziek in de ban der letteren. We noemen dit de buitenmuzikale benadering.
De concertprogramma’s barstten soms van Beethoven uit hun voegen. Zeker in 1911 tijdens de Beethovencyclus in Den Haag. Beethoven was daar als romanticus het classicisme ontstegen waarbij met name zijn late werken de heilige ijver van de speler verdienden om het hogere te bereiken. Zo was toen te lezen.
Tijden veranderen. Er worden conservatoria opgericht, concertprogramma’s worden gestroomlijnder, andere componisten laten van zich horen en er ontstaat kritische deskundigheid. Er komt steeds meer binnenmuzikale benadering waarbij het gaat om de muziek zelf.
We zien dit bij Vestdijk. Wat je ervan mag vinden, hij laat niet na het over de muziek zelf te hebben. Tussen 1956 en 1965 schreef hij negen boeken over muziek en over Beethoven een reeks artikelen en korte stukken over afzonderlijke werken. Ondanks vele kritiek, is dat toch een verdienste en beter dan het schwärmerisch gezwam dat we eerder zo vaak tegenkwamen. Helaas ook later, vooral in de popmuziekcultuur.
Wanneer de Twintigste Eeuw dan toch aanbreekt verliest Beethoven aandacht. Ik studeerde van 1967 tot 1975 muziekwetenschap in Amsterdam, maar tijdens die hele periode is in mijn aanwezigheid nooit ook maar één keer de naam Beethoven gevallen. Beethoven was geen held meer.
Inmiddels had de hele klassieke muziek het voor haar kiezen gekregen, want er was in Amerika een vrachtwagenchauffeur die met het zingen van negerliedjes miljoenen verdiende. Dat was Elvis Presley. Hij had genoeg aan een microfoon. Van notenbalken had hij nooit gehoord. Even later waren er in Engeland vier jongens die wel componeerden, maar verder ongeveer hetzelfde deden. De cultuur stond op haar kop.
Beethoven ging ook op de schop, want het bleek een uitgemaakte zaak hoe je zijn muziek kon of moest spelen. Of wat voor instrumenten je gebruikte en dat het goed was na te gaan hoe de voorgangers van Beethoven muziek maakten.
Auteur
Emanuel Overbeeke (1958) studeerde muziekwetenschap in Utrecht bij Marius Flothuis en in New York bij Charles Rosen. Eerder schreef hij boeken over onder meer Debussy, Stravinsky en Boulez.
Een indrukwekkend boek waarin Overbeeke op plezierige wijze werkelijk alle aspecten van Beethoven in Nederland de revue laat passeren. Een benijdenswaardig muziekwetenschappelijk talent dat laat zien hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren en waar het misschien wel heengaat.
Emanuel Overbeeke – Nederland en Beethoven. ISBN 978-94-92395-34-4, 382 pagina’s, € 24,95. Baarn: Uitgeverij Prominent 2020.