Witte slaven in Noord-Afrika
Mensen als koopwaar
Het verhaal begint in 1678. De Westinjevaarder Sint Joris isop weg met een lading jenever en een aantal passagiers naar Paramaribo. De jenever is het eigendom van koopman Cornelis Cats. Hij reist samen met zijn vrouw en dochter. Een andere passagier is Anthonie de Wildt, een jonge boekhouder van de West-Indische Compagnie. Bij de Kaapverdische Eilanden wordt het schip geënterd en gekaapt door Algerijnse kapers. Bemanning en passagiers worden overgezet op de Oranjeboom. Allen, zowel de bemanningsleden als de passagiers, worden in het ruim met kettingen vastgezet.
De Oranjeboom is een voormalig VOC-schip. De kapitein is Monstafaris Rais. Hij heeft zich tot de islam bekeerd en is nu kaperkapitein. Het schip met de gevangenen gaat naar Algiers. Daar worden de meesten als slaaf verkocht. De passagiers worden door de kapers als koopwaar gezien. Ze hopen dat zij voor veel geld vrijgekocht gaan worden. Dat geldt zeker voor de familie Cats. Het is opvallend hoe wreed de kapers zijn. De gevangenen zitten in het ruim. Ze krijgen nauwelijks te eten en te drinken. De manier waarop ze vervoerd worden lijkt sterk op de manier waarop de negerslaven vervoerd werden van Afrika naar Amerika.
Auteur
John Meilink (1961) is werkzaam in de ICT. Naast zijn werk heeft zes jaar aan zijn debuut Kroesvee gewerkt, een historische roman over de Nederlanders en de slavenhandel in de zeventiende eeuw. In Barbarije is het tweede deel van een vierdelige serie over de slavenhandel (Zonen van Jafeth).
Na het spannende eerste gedeelte waarin sprake is van het kapen van het Nederlandse schip met zijn bemanning en passagiers door de Algerijnse kapers volgt het verhaal over het leven in Algiers, in die tijd een zelfstadig koninkrijkje. De machthebber is Hadji Mohammed Treki. Zijn functie wordt aangeduid als Dey. Dit uitvoerige tekstgedeelte heeft korte hoofdstukken die steeds aan verschillende personen zijn gewijd. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een fragment, vaak een citaat uit de Koran, een Bijbeltekst, een brief of een gedeelte uit de belangrijkste bron: Mijne lotgevallen en reizen in de Barbarijsche roofstaten, door Filippo Pananti. Met dit boek hebben we te maken met een historische roman, maar deze citaten verwijzen naar historische feiten.
Als de gevangenen in Algiers komen, worden ze verspreid in de stad. Het gewone volk komt terecht in de bagno, een soort gevangenis voor slaven. Daar zitten bijvoorbeeld de matrozen. Zij werken in de steengroeven. Sommigen zijn gekocht en wonen bij hun meester in huis. Dat geldt bijvoorbeeld voor Anthonie de Wildt. Hij krijgt een administratieve functie en woont bij zijn bezitter/werkgever. Kapitein Monstafaris heeft het gezin Cats gekocht. Ze wonen in zijn huis. Monstafaris verwacht veel geld te ontvangen uit Nederland om deze familie vrij te kopen.
Meilink wil duidelijk laten uitkomen dat in deze moslimgemeenschap de ‘christenhonden’, in hun ogen ongelovigen, niet als volwaardige mensen tellen en dus slaaf mogen zijn. Diverse soera’s uit de Koran moeten dat bewijzen. Bijvoorbeeld Soera 84:21-25 Maar, wat scheelt hen, dat zij niet geloven? En wanneer de Koran aan hen wordt voorgedragen werpen zij zich niet ter aarde neer, de ongelovigen loochenen deze. Kondig hen hiervoor dus een pijnlijke straf aan. Onder de bevolking van Algiers zijn ook Nederlanders die zich hebben bekeerd tot de islam. Zij worden renegaat genoemd. Monstafaris is renegaat, hij hoort bij de kapers.
Een van de belangrijkste gedeeltes in het boek is gewijd aan een beschrijving van de pest die op een bepaald tijdstip uitbreekt in Algiers. De ziekte wordt veroorzaakt door de ratten op de schepen. Zij brengen die aan land en verbreiden daar de pest. De beschrijvingen van de zieken zijn gruwelijk en zeer onsmakelijk. In Algiers wordt deze ziekte door de moslims beschouwd als een straf van Allah. Het hoofdstuk Onder de zwarte dood begint met een Korantekst die verwijst naar de straf.
John Meilink heeft met zijn boek een voor velen onbekende periode in de geschiedenis onder de aandacht gebracht. Het is een wonderlijke geschiedenis. Op zee is het oorlog tussen de Nederlanders en de kapers. Er zijn echter ook gewone contacten. In Algiers bevindt zich Thomas Hees die namens de Staten-Generaal met de kapers onderhandelt over vrede. De onderhandelingen over het vrijkopen van de slaven geschieden in alle openbaarheid. Het onderhandelen gaat via brieven die overgebracht worden met postboten. Voor de armere slaven wordt een collecte gehouden in Nederland. De schrijver geeft naast zijn verhaal wat nadere uitleg van deze gebeurtenis. Op het hoogtepunt van de Barbarijse zeeroverij verbleven er continu 20.000 à 30.000 christenslaven in Algiers. De meerderheid keerde nooit naar huis terug, dat was weggelegd voor slechts 8 procent. Jaarlijks stierven 17 procent van de slaven.
Een zeer interessant boek over een onbekende periode in de geschiedenis.
John Meilink – In Barbarije. ISBN 978-94-602-2997-8, 440 pagina’s, € 24,50. Edam: LM Publishers 2022.