De biografie
De paus van Amsterdam 1933-2023.
In 2013 verscheen ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag de biografie van Huub Oosterhuis onder de titel De paus van Amsterdam (een bijnaam gebaseerd op ’s mans gezag in kerkelijke kringen). In 2023 verscheen naar aanleiding van het overlijden van Oosterhuis een geactualiseerde versie van de biografie. Deze biografie is grotendeels gebaseerd op interviews. De versie van 2023 begint en eindigt met een verslag van de uitvaartdienst in de Westerkerk.
Auteur
Marc van Dijk (1979) is journalist en schrijver. Met filosoof Daan Roovers publiceerde hij Wij zijn de politiek, met ethicusPaul van Tongeren Het wonder van betekenis en met politicus Marjolein Moorman Rood in Wassenaar.
Roeping en priesterwijding
Huub Oosterhuis was als kind een vrome jongen die elke dag met zijn vader naar de Thomaskerk ging. Dat hij vroom was blijkt uit zijn toenmalige opvatting over het ‘Mirakel van Amsterdam’. Het ging om een wonder met een geconsacreerde hostie. Iemand had deze uitgebraakt en in het vuur geworpen. De hostie bleef onaangetast. De kerk zag hierin het bewijs dat Christus werkelijk aanwezig is bij de eucharistie. Huub erkende dit wonder en schreef er een opstel over. Hij kreeg de tweede prijs. Na de lagere school wilde hij naar het kleinseminarie, de vooropleiding voor het priesterschap. Zijn ouders stuurden hem naar het Ignatiuscollege, een jongensschool geleid door jezuïeten. Zijn biechtvader was pater Jan van Kilsdonk. Hij zag in de jongen een priester. Huub had verscheidene malen de ervaring van ‘de roepstem’. Een God die riep, en die roepstem was een bevel, een onontkoombaar dwingende uitnodiging. Na twaalf jaar was zijn opleiding voltooid. Zijn wijding vond plaats op 31 juli 1964 in Maastricht.
De studentenekklesia
In 1960 startte studentenpastor Van Kilsdonk in Amsterdam de Studentenekklesia. De oude Latijnse liturgie werd als onbruikbaar gevoeld. Van Kilsdonk verzocht Oosterhuis een nieuwe Nederlandse liturgie te vervaardigen. Ook zorgde Van Kilsdonk ervoor dat Huub een aanstelling kreeg. De eerste producten waren direct al een succes. Hij probeerde de psalmen, lezingen en gebeden tot een zinvolle eenheid te componeren. De verantwoordelijke bisschop Bekkers was enthousiast. Op het vernieuwde tafelgebed kreeg hij krtiek. Een belangrijk discussiepunt was de kwestie van het celibaat. In Nederland bestond bij sommige bisschoppen enig begrip voor de gehuwde priester, maar Rome bleef onverbiddelijk. In 1969 hield Oosterhuis in een kerkdienst een toespraak over het celibaat en over andere zaken van Rome waarop hij kritiek had. Hij werd ontboden bij de generaal van de jezuïeten in Rome en vervolgens uit de orde gestoten en ontslagen als studentenpastor. De studentenekklesia maakte zich los van de officiële kerk en koos voor een vrije opstelling. Ze stonden voortaan buiten de verantwoordelijkheid van de bisschop van Haarlem.
Liederen
Oosterhuis is vooral bekend om zijn liederen. Hij schreef er 700. Al heel vroeg begon hij met het schrijven kerkliederen. Zijn eerste kerklied Zolang er mensen zijn op aarde/ zolang de aarde vruchten geeft/ zolang zijt Gij ons aller Vader, wij danken U voor al wat leeft schreef hij in 1959. Vele liederen werden opgenomen in gezaghebbende kerkelijke zangbundels en ook in het protestante Liedboek voor de Kerken. Aanvankelijk werden de liederen ook gewaardeerd door de bisschoppen, maar alleen het vroege werk. In 2000 verscheen de Laus Deo nieuwe katholieke bundel, waaruit de liederen van Oosterhuis weggelaten waren. Bisschop Wiertz van Roermond gaf als voornaamste reden dat Oosterhuis de katholieke kerk had verlaten. Oosterhuis ontkende dat. Er was ook geen sprake van excommunicatie en het priesterschap was hem ook niet ontnomen. Hij wees erop dat de liederen ontleend zijn aan de Bijbel. Wiertz miste de kerkelijke traditie. De liederen van Oosterhuis bleven populair. De Acht Mei Beweging had zelfs een grote voorkeur voor zijn liederen. Het lied De steppe zal bloeien werd hun lijflied. De steppe zal bloeien/de steppe zal lachen en juichen.
De biografie besteedt veel aandacht aan het ontstaan van de liederen en de samenwerking met componisten als Bernhard Huijbers en Antoine Oomen. Bij Huubs uitvaartdienst werden ook liederen van hem gezongen. Een hoogtepunt was het lied Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik. De tekst is gebaseerd op psalm 139. Het werd gezongen door zijn dochter Trijntje.
Poëzie
Ook met poëzie begon Oosterhuis op jonge leeftijd. Zijn eerste bundel Uittocht verscheen in 1961. Dat kon pas na goedkeuring van twee censoren. Ze hadden bezwaar tegen een gedicht dat over het celibaat handelde. De bundel werd positief besproken door Kees Fens. Deze stelde vast dat Oosterhuis geen individuele geloofservaringen beschreef, maar dat er sprake was van gemeenschapszin. Centraal stond het dienend karakter van zijn dichterschap. Gerrit Komrij was heel kritisch. Hij was verbaasd over de populariteit van Oosterhuis. Deze was in die tijd de meest gelezen dichter van Nederland. De bundel Bid om vrede telde dertien drukken en was vertaald in tien talen. Komrij vroeg zich af hoe het mogelijk was dat de copywriter van de firma Christus & Co zo’n enorme afzetmarkt heeft. Komrij had veel invloed. Hij bepaalde ook de inhoud van bloemlezingen, waarin Oosterhuis’ gedichten niet werden opgenomen, met als gevolg dat hij in de Nederlandse literatuur nooit werd erkend. Oosterhuis ging zijn eigen weg. In 1972 startte hij met het project Poëzie Hardop. Het werd een groot succes.
Politiek
In 1971 begon Oosterhuis met de zogenaamde ‘politieke diensten’. Het waren diensten zonder eucharistie. Volgens Oosterhuis roept de Bijbel op je geweten te scherpen en op te komen voor de verdrukte medemens. Religie was volgens hem nauw verbonden met politiek activisme. Hij was heel actief bij de opvang van vluchtelingen, in die tijd uit Chili. Oosterhuis hield zich zowel persoonlijk als met de ekklesia bezig met de kansloze vluchteling. Hij had een band met de Socialistische Partij van Jan Marijnissen. Wat hem aantrok was dat de SP de menselijkheid als uitgangspunt hanteerde evenals het opkomen voor de ontrechten. Hij koos voor de SP omdat het de meest linkse partij was en dus van alle partijen het meest in overeenstemming met het evangelie. Zijn sympathie ging zo ver dat hij een keer als lijstduwer van de partij optrad.
Prins Claus
In 1968 organiseerden Prinses Beatrix en Prins Claus informele bijeenkomsten met kunstenaars, het Drakensteynproject. Oosterhuis werd uitgenodigd. Claus had grote belangstelling voor de projecten van ekklesia. Hij bemiddelde bij het verkrijgen van subsidies. Ook steunde hij persoonlijk de ‘politieke kerkdiensten’ en het project ‘De hele Bijbel gelezen en uitgelegd’. Tussen Claus en Oosterhuis ontstond een vriendschappelijke band en later trad Oosterhuis op als de pastor van Claus. Toen deze overleed werd Oosterhuis gevraagd om de overdenking te verzorgen in de uitvaartdienst. Een ontroerend onderdeel in die overdenking was de herinnering aan een Koninginnedag waarbij Claus en Oosterhuis samen naar een televisiereportage keken van het koninklijke bezoek aan Meppel. Toen Claus zijn familie zag, zei hij: Daar zijn ze. Moet je ze zien! Ze doen het goed.
Geschillen met de moederkerk
Huub Oosterhuis was aanvankelijk een volgzame en gehoorzame rooms katholiek. Hij trad toe tot de jezuïeten en werd tot priester gewijd. Zijn pogingen om een begrijpelijke liturgie in de Nederlandse taal te maken werden gewaardeerd, evenals zijn liederen. Dat gold niet voor de poëzie. Hij kreeg bezoek van een visitator die hem toevoegde: Wij jezuïeten zijn niet zo gesteld op dichters. Eén van zijn grootste geschilpunten met de Rome was het celibaat. Nergens in de Bijbel vond hij daar aanwijzingen voor. Een ander belangrijk verschilpunt betrof de verlossingsleer en de eucharistie. De wezensverandering, transsubstantiatie waarbij het brood werkelijk het lichaam van Christus wordt en de wijn in zijn bloed verandert werd door Oosterhuis aangevochten. De woorden in het tafelgebed waren volgens hem verkeerd vertaald. Grote bezwaren had Oosterhuis tegen de houding van de kerk ten opzichte van totalitaire regimes in Zuid-Amerika. Het was voor hem een schok dat de meeste van zijn liederen niet langer werden gezongen. Hoewel de Bijbel de belangrijkste bron was voor zijn liederen, werden ze toch verworpen omdat ze niet gebaseerd waren op de kerkelijke traditie. Een andere reden was het feit in de liederen het woord Christus niet voorkwam.
Marc van Dijk schreef een uitstekende biografie over Huub Oosterhuis, die een helder inzicht geeft in het leven en de activiteiten van Oosterhuis. Deze aandacht is van belang omdat Oosterhuis als een van de grootste liturgische vernieuwers kan worden beschouwd.
Marc van Dijk – Huub Oosterhuis. De biografie. ISBN 978-90-263-6549-2, 396 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: Ambo | Anthos 2023.