Een grootvader geeft kunstgeschiedenis
Tegen dreigende blindheid.
Mona, een meisje van tien jaar, verliest ineens haar gezichtsvermogen: alles wordt zwart. Ze gaat met haar ouders naar het ziekenhuis en onderweg kan ze plotseling weer zien. In het ziekenhuis volgt nog een grondig onderzoek, maar er wordt geen oorzaak gevonden. De angst blijft dat ze voorgoed blind zou kunnen worden. Haar grootvader is erg met haar begaan. Hij verzint wat leuks. Een jaar lang gaan ze elke woensdagmiddag naar Parijse musea: het Louvre, Musée d’Orsay en Beaubourg (het Centre Georges Pompidou). Per keer bestuderen ze één beroemd schilderij. In 52 hoofdstukken worden 52 kunstwerken beschreven.
Auteur
Thomas Schlesser (1977) is een kunsthistoricus, directeur van de Hartung-Bergman stichting, docent aan de École polytechnique en auteur van verscheidene essays. De ogen van Mona is zijn eerste roman. Deze wordt in 33 landen uitgegeven.
Op aanraden van de kinderarts willen Mona’s ouders dat ze behandeld gaat worden door een psychiater. Ze vragen haar opa om haar daarbij te begeleiden. Opa vindt deze behandeling maar onzin en hij besluit buiten Mona’s ouders om niet naar de psychiater te gaan maar in plaats daarvan musea te bezoeken. Hij wilde haar voordat ze misschien blind zou worden confronteren met veel beroemde schilderijen. Zo zou in Mona’s brein een soort depot ontstaan waar ze visuele pracht uit kon putten. Mona is enthousiast en opgelucht dat ze verlost is van een psychologische behandeling.
Elk bezoek verloopt op dezelfde manier. Ze gaan direct naar een schilderij. Op de zesde dag gaan ze naar La Bohémienne (Het zigeunermeisje) van Frans Hals. Ze krijgt als opdracht: Kijk nu, Mona. Neem alle minuten die nodig zijn om te kijken, om echt te kijken. Naar het schilderij blijft ze maar liefst twintig minuten kijken. Daarna volgt een gesprek over wat ze gezien heeft. Daarbij vertelt opa wat meer over de schilder. Voor de lezer is er cursief gedrukt een beschrijving van elk schilderij en een afbeelding. Zo krijg je steeds een unieke uitleg.
Naast de museumbezoeken met opa wordt er ook verteld over het gezinsleven. Vader heeft een slecht lopende brocanterie. Er zijn financiële problemen, daardoor is hij ernstig aan de drank. Ook de bezoeken aan het ziekenhuis en de behandeling door de kinderarts worden beschreven, evenals Mona’s schoolleven. Dat privéleven krijgt wel erg veel aandacht. Het hoofddoel van dit boek is per slot van rekening de kunst, en niet een uitgebreid verhaal over een meisje met oogproblemen.
Van de schilders zijn de meeste grote namen wel aanwezig. Nederland is vertegenwoordigd met Frans Hals, Rembrandt, Johannes Vermeer, Vincent van Gogh en Piet Mondriaan. Natuurlijk worden vanzelfsprekend grootheden als Sandro Botticelli, Leonardo da Vinci, Paul Cézanne, Wassily Kandinsky, René Magritte en Pablo Picasso besproken, maar ook veel wat minder bekende schilders komen aan de orde.
Er worden veel bijzonderheden genoemd. Zo wordt van Frans Hals gezegd dat hij ook oog had voor gewone mensen en dat hij niet alleen duurbetaalde portretten vervaardigde. Michelangelo was onuitstaanbaar. Een klap op zijn neus bezorgde hem een afstotelijk uiterlijk. Claude Monet werd impressionist genoemd. Dat was aanvankelijk een scheldwoord voor vaag gedoe met een suggestieve, onaffe toets. Monet maakte van het impressionisme een geuzennaam. Van Rafaël wordt een levensvisie gegeven. Tegenover het lot moet gewerkt worden aan onthechting: geen slaaf zijn van je emoties, maar ze op een afstand houden. Naast de informatie over de kunstenaars worden ook allerlei termen verduidelijkt. Bij Caspar David Friedrich wordt de term Sturm und Drang uitgelegd en bij Rembrandt clair-obscur.
Het boek bevat een schat aan informatie over de schilderkunst. Door de opzet is het ook toegankelijk, ook voor jongeren.
Een bijzondere oriëntatie in de beeldende kunst.
Thomas Schlesser – De ogen van Mona. Vertaald uit het Frans (Les yeux de Mona) door Gertrud Maes. ISBN 978-90-468-3222-6, 416 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2024.