Freek en de mierenkoningin

De pijn van sporen uit het verleden

Vriendschap tussen mensen en dieren.

Freek is niet zo vlot als andere mensen. Dat maakt op zich niets uit, want waarom zou iedereen de bovenste beste moeten zijn? Freek zit daar nét een eindje onder, hij kreeg tijdens zijn geboorte een zuurstoftekort en dat zorgt ervoor dat hij de rest van zijn leven een ‘beperking’ heeft. Hij kan minder, presteert minder, is motorisch minder goed en loopt daardoor wankel…. Hij weet het, hij is daardoor voor veel dingen afhankelijk van zijn moeder bij wie hij, op zijn 26ste, nog steeds, thuis woont. Zijn vader kon ’t niet aanzien, een zoon als Freek. Hij vertrok en bouwde een tweede leven op met een nieuwe vrouw en twee gezonde dochters. Freeks moeder voelt zich schuldig: zíj liet hem geboren worden, dus dat zuurstoftekort lag aan háár, zo verwijt ze zichzelf. Het gevolg is dat Freek voor haar boven alles en iedereen gaat, zelfs een nieuwe relatie – wat zij graag zou willen – kan vertrekken als de man in kwestie Freek niet wil opnemen in hun verbond, als een duo met een groot kind dat altijd bij hen zal blijven. Freek voelt dat als een benauwenis. Hij wil zelfstandig gelukkig zijn. En: hij wil graag zijn hele leven in de dierentuin blijven werken.

Want dat is wat hij wil en waarin hij geslaagd is. Hij werkt in de dierentuin, hij heeft de verantwoording voor het verzorgen van de insecten. En daarmee zijn niet alleen de vlinders en insecten zijn vrienden geworden, maar ook Thijs, de man die hem aangenomen heeft en als een vriend met hem omgaat. Thijs zorgt er ook voor dat Freeks fouten met de mantel der liefde worden afgedekt, opdat directeur Joost ze niet ziet. Want Joost vindt het maar niets, zo’n jongen als Freek in de dierentuin. Thijs heeft betoogd dat ook iemand met een beperking kansen moet krijgen en daarom is Joos morrend akkoord gegaan al begrijpt hij niets van Thijs’ vriendschap met Freek. Maar Thijs weet het maar al te goed. Freek doet hem denken aan zijn overleden broertje en aan de afschuwelijke manier waarop de kleine jongen doodging. Thijs voelt zich daar, al dan niet terecht, schuldig over, hij wil aan Freek goedmaken wat hij aan zijn broertje Lars misdeed. Dat spookt rond in zijn hoofd, al spreekt hij het niet uit.

Auteur

Marjolein de Craen (1962) studeerde Franse taal- en letterkunde. Ze volgde daarna de studie klinische psychologie. Na haar tweede afstuderen werd ze psychotherapeut en psychoanalyticus. Freek en de mierenkoningin is haar romandebuut.

Vriendschap voert in dit boek de boventoon, vriendschap met een mantel van schuld en boete. Zo’n mantel is zwaar te dragen en kan tot misverstanden leiden. Want iedereen wíl het beste, maar is daartoe niet altijd in staat.

Het decor van dit boek, de insectenkas van de vlindertuin, is heel bijzonder. Craene heeft zich diepgaand geïnformeerd over de kleine, ragfijne en bijzonder gekleurde bewoners van de tropische kas.

Het omslag van dit boek is gesierd met prachtige tekeningen van vlinders die mij deden denken aan de vlindertekeningen van Maria Sibylla Merian, wier boek Erucarum Ortu in het jaar van haar dood 1717 opzien baarde. Ook in het boek staan er tussen de hoofdstukken ragfijne tekeningetjes van vlinders en insecten.

Een bijzonder mooi debuut dat ook visueel noodt tot lezen.

Marjolein de Craen – Freek en de mierenkoningin. ISBN 9-789-492-24-1733. 226 pagina’s, €22,95. Utrecht: Uitgeverij Magonia 2024.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Dieren, Fictie. Bookmark de permalink.