Hebrina Blok – De leugenboom. ISBN 978-90-443-4008-2, 319 pagina’s, € 17,95, Vianen: The House of Books 2013.
Zeeuws meisje groeit op met een zeer dominante vader, die haar leven ook nog bepaalt als ze volwassen is.
In een Zeeuws-Vlaams dorp groeit de hoofdpersoon op als enig kind in het gezin van de bovenmeester. Hij is zeer bezorgd om zijn reputatie en daarom moet Liesbeth zich onberispelijk gedragen. ‘Plicht’ speelt in deze roman een centrale rol. Zo ziet de vader het als zijn plicht zijn eigen vader in huis te nemen en zo blijft de moeder, die eigenlijk weg wil bij haar tirannieke man, uit plichtsgevoel voor haar dochter bij haar gezin. Tenslotte ziet de volwassen Liesbeth het als haar plicht voor haar dementerende vader te zorgen.
De roman beschrijft twee perioden in het leven van Liesbeth: haar kindertijd tot de beginjaren van de middelbare school in de jaren vijftig, zestig en de tegenwoordige tijd als ze haar bejaarde vader steeds bezoekt en begeleidt. Over de tussenliggende jaren wordt zo hier en daar wat korte informatie gegeven.
Liesbeth heeft een beklagenswaardige jeugd. Haar vader is onredelijk streng en ze mag bijna niets. Zo mag ze niet naar zwemles, er is immers schoolzwemmen en ze mag niet naar de gymnastiekles, want die wordt gegeven op de christelijke school en als dochter van het hoofd van de openbare school kon dat niet. Haar eerste seksuele ervaringen waren zeer ontluisterend. Haar inwonende opa betast haar onzedelijk, dat geldt ook voor de vioolleraar en het ergst is het optreden van haar eerste vriendje met wie ze een heel leuke verkering heeft. Hij dwingt haar onverwacht bijna tot een heftige vrijpartij, maar na een hevige worsteling komt die gelukkig tot een voortijdig einde. Na deze traumatische ervaringen zou je zeggen dat dit bij Liesbeth wel zou leiden tot een ongelukkig liefdesleven, maar daarover vernemen we niets. In tegendeel: over haar huwelijk met Anton lezen we niets dan goeds.
Als lezer word je van deze roman niet al te vrolijk. Je hebt voortdurend medelijden met Liesbeth. Op een paar leuke wandelingen na, was het alleen maar droefenis met vader. Voortdurend waren er woedeaanvallen. Als ze haar vader later bezoekt, is hij vaak blij en dankbaar als ze komt, maar dat kan zo omslaan in boosheid. Steeds als ze zijn huis nadert, wordt ze nerveus over wat komen gaat. Ze doet erg haar best om iets leuks met hem te ondernemen. Ze gaat met hem naar zijn geliefde Serooskerke, ze bezoeken een kleinzoon in Scheveningen en een reünie van zijn oude school. Door zijn dementie herkent hij allerlei dingen niet meer en zijn oud-leerlingen noemt hij allemaal braaf, wat nogal wat gelach veroorzaakt.
Op de cover staat: ‘het verhaal van een Zeeuwse jeugd’. Je denkt dan al gauw aan het milieu van Franca Treur, een streng christelijk gezin, waarin vanwege het geloof van alles verboden wordt. In een boek over een Zeeuwse omgeving zou je voor de sfeer ook wat Zeeuws dialect verwachten en wat typische gewoontes. Van dit alles is geen sprake. Vader gaat wel naar de kerk, maar waarschijnlijk ook weer louter uit plichtsgevoel, hij kijkt immers steeds op zijn horloge hoe lang de preek duurt. Thuis speelt het geloof geen enkele rol. Het enige Zeeuwse in dit boek is de situering: Zeeuws Vlaanderen, de beangstigende tunnel onder de Westerschelde en het plaatsje waar haar vader zo’n goede tijd heeft gehad: Serooskerke.
De auteur Hebrina Blok heeft het de lezer in dit boek bepaald niet gemakkelijk gemaakt. De moeilijkheid wordt vooral veroorzaakt door de chronologie. De schrijfster springt, vooral in de eerste helft van het boek, voortdurend van heden naar verleden. Bij ieder nieuw hoofdstukje moet je je weer afvragen of het gaat over Liesbeth als kind of als volwassene. Het boek is ook nogal onevenwichtig. Sommige zaken worden heel kort besproken, bijvoorbeeld het totstandkomen van Liesbeths huwelijk en andere zaken worden juist heel erg uitgesponnen, vooral de geschiedenis van de aftakeling van haar vader en zijn voortdurende verzet tegen allerlei noodzakelijke inmenging. De zin: Maar ik mankeer niks! Ik rij nog auto, ik fiets, ik hoor nog goed en ik ben nog goed bij mijn hoofd, wordt wel erg vaak letterlijk herhaald.
Hoewel de tweede helft van het boek over het dementeren van haar vader soms niet zo boeiend is, gaat het wel om een belangrijk en voor velen herkenbaar probleem. De schrijfster geeft vanuit het perspectief van de dochter een zeer realistisch beeld van haar ervaringen. Het voortdurend ontkennen van gemaakte fouten, dingen vergeten en kwijtraken. De strijd om het autorijden, het beheer van de bankgegevens en het opnemen in het ‘bejaardenhuis’ (een wat ouderwetswoord voor een zorginstelling in deze tijd). Ze laat ook duidelijk zien dat je er vaak alleen voorstaat, het duidelijkst is dat in de communicatie met het CBR. Wat een bureaucratie en gebrek aan inlevingsvermogen! Dit alles wordt helder en natuurgetrouw verwoord.
Een wat moeilijk leesbaar debuut over een belangrijk onderwerp.