Pieter van Os – Wij begrijpen elkaar uitstekend. De permanente wurggreep van pers en politiek. ISBN 978-90-351-3891-9, € 16,95. Amsterdam: Prometheus / Bert Bakker 2013.
Pieter van Os werkte eerder voor De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Hij is thans redacteur van NRC Handelsblad. Het viel hem op dat Haagse verslaggevers anders met politici omgaan dan hun collega’s op de redactie en dat er een nauwe, voor de buitenwacht kleffe, verstrengeling lijkt te bestaan tussen die verslaggevers en de politici die zij geacht worden te controleren. Van Os wilde hier meer van weten en toog naar Den Haag.
Waarheid?
De centrale stelling van dit boek is: De journalistiek krijgt de politiek die ze verdient. Van Os probeert te achterhalen hoe het nieuws in Den Haag tot stand komt, in welke omstandigheden journalisten werken, wie bepaalt welke kwesties er toe doen, hoe een hype opkomt, vervormt én zuivert, wat de rol is van spindoctors en lobbyisten bij verslaggeving en hoe informele eisen bepalen wat journalisten als waarheid zien, ook politiek. ‘Of beter: juist in de politiek’.
Fictie
Eén ding blijkt duidelijk uit dit boek: de praktijk blijkt weerbarstiger dan alle mooie theorieën en prachtige idealen. Onafhankelijke journalistiek blijkt een fictie: ‘Journalisten leven met de permanente vrees dat de primeurtjes worden vergeven aan andere journalisten, concurrenten. Politici, op hun beurt, vrezen dat journalisten vernietigend over hen zullen schrijven, of ze links laten liggen, een voor sommigen nog vreselijker vooruitzicht. Want de limbo van onzichtbare politici is het voorportaal van de wachtgeldregeling.’ Een politicus vatte de verstrengeling tussen journalisten en politici eens samen voor Van Os: ‘Jij een primeur, ik in de krant’. Journalisten die niet in de Haagse politiek werkzaam zijn, maar op de krantenredacties snappen volgens de auteur hier niets van. Dat deed hij zelf overigens ook niet voordat hij naar Den Haag ging.
Enerzijds is er rivaliteit tussen de kranten onderling en tussen de kranten en bepaalde televisieprogramma’s als Pauw en Witteman, anderzijds schrijft men elkaars berichten over, halen de kranten hun nieuws van de televisie en besluiten de televisiemakers onderwerpen uit de krant ‘uit te diepen’.
John Kroondoctrine
Wat is nieuws en wat moet je publiceren en wat niet? Het Handelsblad werkt in principe volgens de John Kroondoctrine: ‘Als je twijfelt of iets nieuws is, zeg het tegenovergestelde. Als dàt groter nieuws is, hoort het niet in de krant. Maar toch wordt hier steeds meer tegen ‘gezondigd’. Zo plaatste men: ‘PvdA en SP strijden om linkse kiezer’, terwijl eigenlijk ‘PvdA en SP strijden om rechtse kiezer’ een kop waard was geweest op de voorpagina.
Leunstoelgeneraals
Van Os probeert met bepaalde mythes af te rekenen, zoals het verhaal dat je met geld verkiezingen kunt winnen. Hij vertelt over de ‘leunstoelgeneraals’, mensen die van beroep nadenken over de politiek, zoals hoogleraren, universitaire docenten en publicisten. Deze personen kunnen bepaalde artikelen onderbouwen, maar hoed je ervoor om ze te ‘gebruiken’. De bij veel journalisten populaire VU-politicoloog André Krouwel krijgt ervan langs, met name over zijn opmerking dat 40% van de politieke verslaggeving in Nederland over de tweets van Geert Wilders gaat. Van Os vindt dat Krouwel ‘kakelt’.
Spinners
Uiteraard komen ook de spindoctors aan de orde. De auteur bekent er zelf gebruik van te maken voor het verzamelen van informatie. Eén van zijn belangrijkste bronnen tijdens het kabinet-Balkenende IV was Reinier Koppelaar, de politiek assistent van minister André Rouvoet. Hij leerde: ‘wanneer politici bang zijn dat jij, de journalist, de lezing van het andere kamp hebt gekregen, dan zijn ze sneller bereid hun eigen versie te geven. Bluf is het begin van bevestigde kennis’.
‘Hoedemannetje’
Aan de hand van hypes, zoals die rond het Groen Links Kamerlid Mariko Peters, legt de auteur uit wat een ‘hoedemannetje’ is. Dit is een term die op het Binnenhof circuleert over het koppelen van antwoorden op hypothetische vragen aan de feitelijke actualiteit. De term is ontleend aan de werkwijze van Volkskrant-redacteur Jan Hoedeman. Overigens wordt beweerd dat wie het woord hype in de mond neemt, meestal gewoon klaagt over nieuws dat hem niet bevalt.
Salonpopulisme
Een frappant fenomeen vindt Van Os het zogenaamde salonpopulisme, een chic populisme, gebruikt door politici als Alexander Pechtold om het politiek bedrijf te kritiseren als ‘vuil en vunzig’ of door sommige auteurs en zelfs onze huidige koning, die in een interview met Mart Smeets verzuchtte dat de Nederlandse politiek visie ontbreekt. Het leeft ook onder de vrienden van de auteur, die laat zien dat dit, evenals de commotie over de verruwing van het politiek taalgebruik, eigenlijk van alle tijden is. Volgens hem kiezen Kamerleden van middenpartijen regelmatig voor de openlijke ergernis over het politieke werk, maar proberen ze deze stijl zelf ook uit, zoals Jan Schinkelshoek die Kamervragen stelde over de afwezigheid van een kruis op de tabberd en mijter van Sinterklaas. Is dit echter slecht voor de politiek en slecht voor het land? Je kunt het echter ook zien als een van de lessen die de politiek heeft getrokken uit de Fortuynrevolutie, aandacht voor de ‘blinde vlekken’ van de gevestigde politiek.
Schoothondje?
In het slothoofdstuk vraagt de auteur zich af hoe het komt dat bij veel mensen de gedachte leeft dat van journalistieke afhankelijkheid geen sprake (meer) is, dat de waakhond nooit bijt, maar een schoothondje van de macht is.
Hij concludeert dat spinners graag opscheppen en dat ‘wij journalisten’ de praatjes van die opscheppers graag onbesproken laten. ‘Zij bevestigen namelijk ons gekoesterde zelfbeeld van underdog. Ze maken van ons dappere soldaten in een ongelijke strijd.’ Verder merkt hij op dat de lezers en kijkers ‘houden van overdrijving, zeker als het de macht van voorlichters, spinners en ander personeel ‘van die bedenkelijke politiek met de kleine p gaat. Wapengekletter doet het goed bij de lezers: politiek als wedstrijd, met alle tackles, elleboogstoten en schijnbewegingen in slow motion’. Hij wijst op de populariteit van ‘afzeikjournalistiek’. Het loont om politici op hun nummer te zetten.
Een met veel fraaie anekdoten onderbouwd stuk zelfreflectie.
Deze recensie is tevens gepubliceerd in Bestuursforum, 37e jaargang, nummer 12, pagina’s 18-19.