Willem Otterspeer – De mislukkingskunstenaar. ISBN 978-90-234-7661-0, 861 pagina’s, € 29,90. Amsterdam: De Bezige Bij 2013.
Het eerste deel van de uitgebreide biografie van de schrijver Willem Frederik Hermans (1921-1995).
Hermans zelf was altijd heel afwijzend tegenover het genre biografie: ‘In het algemeen is een biografie zinloos omdat het geleefde leven onkenbaar was en het beschreven leven de vooroordelen van de biograaf of van zijn tijd weergaf’. Desalniettemin bewaarde hij alles, wat leidde tot een zeer omvangrijk archief. Otterspeer kreeg de kans dit anders niet toegankelijke archief te raadplegen. Het omvat onder andere duizenden brieven die unieke informatie opleveren en de belangrijkste bron van de biografie opleveren. Otterspeer gebruikt ze niet alleen vanwege de informatie, hij citeert ook veel brieffragmenten omdat het stijljuweeltjes zijn.
Het genre biografie heeft geen vastgestelde vormeisen. Dit boek is grootschalig geïntroduceerd en de uitgever mikt op een groot publiek. De grote vraag daarbij is of deze biografie inderdaad voor een groot publiek geschikt is. Otterspeer wilde kennelijk zoveel mogelijk feiten aandragen en de bronnen optimaal gebruiken. Het geheel wordt daardoor wel minder leesbaar, maar voor de Hermansliefhebber is het juist heel nuttig. Als Hermansliefhebber ben ik heel blij met dit ‘naslagwerk’. Het boek is zeer overzichtelijk ingedeeld en bevat een uitgebreid register, wat het bijzonder geschikt maakt om snel informatie op te zoeken. Het is echter geen verhaal dat je lekker achter elkaar uitleest.
W.F. Hermans behoorde volgens de destijds gangbare opvatting met Harry Mulisch en Gerard Reve tot de top van de Nederlandse literatuur. Zelf was hij het daar niet mee eens. Hij beschouwde niet alleen zijn leven als mislukt, maar ook zijn werk. Hij had een zeer grote ambitie om grote dingen tot stand te brengen, maar in zijn eigen ogen is dit nooit helemaal gelukt. De mislukking is in zijn leven en werk een belangrijk motief. Otterspeer probeert dit helder te maken: hoe is het te verklaren dat Hermans zo onzeker en later zo verbitterd en gefrustreerd was. Voor een groot deel is dat te herleiden tot het milieu waaruit hij voortkwam en zijn schoolopleiding. Aan beide schenkt de biograaf ruime aandacht.
Over het gezin waaruit Hermans afkomstig was worden slechts negatieve dingen gezegd. Beide ouders waren bang en overbezorgd. Wim en zijn zus Corrie mochten bijna nergens heen. Wim noemt zijn vader een tiran die het uiterste van hem vergde en die heel zuinig was. De sfeer in huis was kil en vreugdeloos. Hij haatte zijn oudere zusje, ook omdat ze hem door zijn ouders altijd ten voorbeeld werd gesteld. Op school was zij veel beter. Otterspeer toont echter vanuit brieven aan dat Corrie en Wim veel meer deelden en dat zijn zus belangstelling had voor wat hem bezighield.
De ‘zelfmoord’ van zijn zus aan het begin van de oorlog had grote invloed op Hermans. Otterspeer geeft een minutieus verslag van de liefde van Corrie voor haar veel oudere en getrouwde neef Piet Blind. Hij citeert uit brieven van Blind aan Corrie en verwijst regelmatig naar het boek Ik heb altijd gelijk waar Hermans alles beschrijft. Piet Blind kwam Corrie ophalen met de auto en even buiten Amsterdam schoot hij Corrie en even later zichzelf door het hoofd. De dood van zijn zuster vormde voor Hermans het belangrijkste motief om te gaan schrijven. Otterspeer zegt het zo: ‘De dag dat de zuster stierf werd de schrijver geboren: Narcissus op zoek naar Echo’.
De hoofdstukken over de oorlog zijn zeer interessant, vooral omdat Otterspeer een goed beeld geeft van hoe het toen toeging. Heel precies vertelt het hij over de Kultuurkamer, waarbij Hermans zich heeft aangemeld: ‘Een schrijver had geen vriend, geen vrouw en geen vaderland’. Hermans zelf heeft altijd ontkend dat hij lid was van de Kultuurkamer. Otterspeer ontdekte echter via een documentalist bij het NIOD dat WFH zich wel had aangemeld, maar dat het lidmaatschap nooit werd geëffectueerd. Het bewijs van aanmelding was bij het NIOD aanwezig in de vorm van een ingevulde aanmeldingskaart.
Hermans was in de oorlog wel een geluksvogel, want hij bleef voortdurend buiten schot. Als student moest hij de loyaliteitsverklaring tekenen. Dat heeft hij nooit gedaan, maar hij kon toch doorstuderen. Hij wilde zich wel opgeven voor arbeid in Duitsland, maar zijn vader plukte hem uit de rij van aanmelders. Later ging hij zich toch melden, maar ze hadden geen tijd voor hem. Hij kwam niet meer terug. Toen de universiteit sloot, begon hij aan zijn eerste roman Conserve en zou de oorlog hoofdzakelijk langs hem heengaan.
De biografie behandelt ook uitvoerig de ontstaansgeschiedenis van de romans die tot 1952 door Hermans zijn geschreven. Otterspeer wijst op de autobigrafische elementen, we lezen briefwisselingen met bevriende schrijvers en de pogingen een uitgever te vinden. Tenslotte zijn er ook de reacties op het boek. Bijvoorbeeld De tranen der acacia’s. Het boek verscheen eerst per hoofdstuk in het blad Criterium, een literair tijdschrift waaraan Hermans zelf meewerkte. Toen het boek af was, werd het door Meulenhoff geweigerd. Zij noemden het urinelectuur. Ook de Bezige Bij wees het boek af. Tenslotte gaf Van Oorschot het uit. Vooral in katholieke kring werd zeer kritisch gereageerd. Van Duinkerken zei onder andere ‘Er is welhaast geen onfatsoenlijk woord in de Nederlandse taal te bedenken of gij vindt het met evenveel letters afgedrukt in De tranen de acacia’s. Er is geen vorm van seksuele ontaarding, die hij niet uit behoefte om burgergevoelens te kwetsen nauwkeurig beschrijft. Het I.D.I.L. (Informatiedienst inzake Lectuur), een katholiek adviesorgaan, raadde het boek af. Hermans noemde dit instituut vervolgens ‘het rooms-katholieke culturele terreurinstituut’.
Het is duidelijk dat Otterspeer werkelijk alles aansleepte wat voorhanden was. Soms gaat dit mij toch te ver. Een voorbeeld hiervan vinden we in het hoofdstuk De liefde als oorlog.
Bladzijdenlang gaat het over de affaire die Hermans had met een zekere Truusje. Alle brieven en ontmoetingen, de plaatsen waar ze heengaan, wat ze eten, enzovoort. Bij zulke gedeeltes krijg ik al gauw de neiging snel door te bladeren.
We kunnen concluderen dat Otterspeer een indrukwekkend werkstuk heeft afgeleverd. Het geeft een compleet beeld van leven en werk van Hermans. De authentieke bronnen worden door middel van de noten goed aangegeven. Otterspeer laat vooral de feiten spreken. Bijna nergens uit hij zijn mening, hij laat vooral anderen aan het woord. Als Hermansliefhebber kun je op al je vragen betrouwbare antwoorden krijgen. Alleen de niet-Hermans-liefhebber kan dit boek beter negeren.
Een degelijke en volledige biografie van W.F. Hermans.