Linda Boström Knausgård – De val van Helios. Vertaald uit het Zweeds (Helioskatastrofen), door Maydo van Marwijk Kooy. ISBN 978-6237-049-4, 112 pagina’s, € 15,95. Breda: World Editions 2014.
Een verhaal met mythische elementen en een verslag van een verblijf in een inrichting.
Debuutroman van Linda Boström Knausgård, echtgenote van Karl Ove Knausgård. Ze komt voor in enkele van zijn romans en heel openlijk wordt daarin vermeld dat ze psychotisch was en een tijdje in een psychiatrische inrichting verbleef. Zij schrijft dus over haar eigen slechte ervaringen.
Het verhaal begint als een moderne mythe. De eerste zinnen: Ik word geboren uit een vader. Ik splijt zijn hoofd. Dit verwijst naar een Griekse mythe waarin wordt beschreven hoe de geboorte van Pallas Athene plaatsvond. Zij kwam uit het hoofd van Zeus. Nog een overeenkomst: beiden zijn direct al groot en dragen een harnas en een helm. Er is geen moeder.
Vader Conrad begint eindeloos te schreeuwen en wordt afgevoerd naar een psychiatrische inrichting. Zijn dochter wordt opgevangen door de buurvrouw en gebracht naar Bureau Jeugdzorg, ze krijgt de naam Anna. Een abrupte overgang van het mythische naar de nuchtere werkelijkheid. Het bureau Jeugdzorg brengt haar naar een pleeggezin.
Anna is al een volgroeid meisje maar ze moet alles nog leren, allereerst de taal. Met het gezin gaat ze naar een geheelonthoudersbeweging en naar de kerk van de Pinkstergemeente. Daar wordt haar gave ontdekt om in tongen te spreken. Later blijkt dat oud-Grieks te zijn, een verwijzing naar haar afkomst. Ze zoekt contact met Conrad. Ze stuurt een brief naar de inrichting waar hij verblijft. Na enige tijd antwoordt hij haar. Het eerste deel van de roman eindigt met de ontdekking dat Anna niet in tongen, maar oud-Grieks spreekt.
Het tweede deel speelt zich af in de psychiatrische inrichting waar ook haar vader verblijft.
Anna praatte al een tijd niet meer en haar stiefbroer Urban heeft haar gebracht. Anna is volkomen passief, ze moet zelfs gevoerd worden en aan- en uitgekleed. Ze krijgt medicijnen om te slapen en tegen de paniek. Ik voelde hoe de voet van de reus langzaam verdween en zich een soort watten laag om mijn gedachten vormde. De volgende dag wordt ze wat actiever.
Als ze op een kamer moet met een ander meisje verzet ze zich en wordt ze platgespoten en vastgebonden: het was alsof ik een harde klap tegen mijn achterhoofd kreeg of dat ik geschopt werd, keer op keer op keer. Ik werd wakker omdat ik me niet kon bewegen. Ik was vastgebonden.
Door de medicijnen wordt Anna wat meegaander. Linda beschrijft duidelijk hoe Anna de medicijnen ervaart: ik voelde heel goed hoe er iets stil werd van binnen. Toch gaat het slechter met haar: ze snijdt zichzelf en ze wil eigenlijk alleen maar dood. Ze ziet een slang uit de put komen: Nu dood ik je, zei de slang en ik stemde toe. Dood me. Dood me. Later nog een keer: waarom mocht ik niet doodgaan? Eeuwigheid. Hoe beangstigend is dat nou helemaal? Mocht ik maar sterven. Die bevrijding werd mij onthouden. Waarom? Omdat ik Athena was. Met de laatste opmerking zijn we terug in de mythe. Ze is immers de dochter van Zeus: Pallas Athene.
In het laatste hoofdstuk is Anna herenigd met Conrad. Hand in hand gaan ze naar de zee en zwemmen ze naar de horizon. Samen zijn ze op de aarde gekomen. Het is beiden niet gelukt aan het leven deel te nemen. Nu keren ze terug naar hun godenwereld.
Dit is een heel bijzondere, maar niet zo toegankelijke roman. Mythische elementen wisselen zich af met heel realistische en ontnuchterende gebeurtenissen. Vooral deel één is daarom lastig. Waarom komt Anna in zo’n vreemd gezin? Waarom moet ze in tongen spreken? Allemaal direct vrij extreem. Het tweede deel is veel realistischer. De mythe is daar verdwenen en de schrijfster vertelt op een ‘gewone’ manier. Alles wordt verteld vanuit de psychotische Anna, dat is heel benauwend. Linda beschrijft dit alles in een prachtige taal vol metaforen.
Zeer literair, maar benauwend romandebuut.