David Wagner – Leven. Vertaald uit het Duits (Leben) door Goverdien Hauth-Grubben. ISBN 978-90-254-4222-4. 272 pagina’s, € 21,99. Amsterdam: Atlas Contact 2014.
Autobiografie over het leven vóór en na een levertransplantatie.
David Wagner lijdt al sinds zijn kinderjaren aan auto-immuun hepatitis. Hij is altijd moe, heeft altijd pijn en zijn lever ziet er op zijn 13e al uit alsof hij vijftig jaar stevig heeft gedronken. Na een paar zware inwendige bloedingen komt hij – als hij 30 jaar oud is – op de wachtlijst voor een donorlever. Het wachten valt hem zwaar. Stiekem knipt hij zelfs de verhalen over ongevallen met dodelijke afloop uit de krant: als zíj een codicil hadden gehad zou hij nu hun lever dragen.
Het telefoontje: ‘We hebben een geschikt donororgaan voor u’, komt uiteindelijk toch nog onverwacht. Hij wordt met de ambulance opgehaald en ligt binnen de kortste keren op de operatietafel. Als hij wakker wordt heeft hij de lever van een dode man of vrouw: het begin van zijn tweede leven.
David Wagner (1971) debuteerde in 2000. Hij schrijft romans, korte verhalen en essays. Leben kwam in Duitsland al in 2013 uit. De schrijver ontving voor dit boek de Preis der Leipziger Buchmesse.
Wagner heeft toegeleefd naar zijn nieuwe lever. Hij heeft een vriendin, een kind. Als zijn ziekte hem tot wanhoop brengt, haalt hij zich het kind voor de geest: voor haar wil hij verder leven. Zelf verloor hij als kind zijn moeder. Hij wil niet dat zijn dochter zo’n ramp overkomt als hem indertijd heeft getroffen.
Dat houdt niet in dat hij na de operatie juichend zijn nieuwe leven tegemoet gaat.
Hij tobt over de donor. Meent in een droom een vrouw aan zijn bed te zien, ín zijn bed zelfs. Zou zij degene zijn die hem zijn lever heeft gegeven? En moet hij inderdaad, zoals hem wordt geadviseerd, de familie van de donor een bedankbrief schrijven? Zelf zou hij niet blij zijn met zo’n brief, zou zelfs razend worden: ‘wij moeten rouwen, jij gaat door dankzij het leed dat wij dragen’. Hij tobt en filosofeert, stelt zichzelf al die vragen die hij een ander stellen zou. Wil hij de antwoorden weten?
Zijn ziekenhuisleven wordt gelardeerd met vrolijke, sombere, medische en onzinnige verhalen van medepatiënten. Zo gaat dat in een ziekenhuis. Iedere zieke heeft een verhaal. En je bent als kamergenoot veroordeeld tot het aanhoren ervan. Je ligt immers geketend aan het bed.
Wagner vertelt het verhaal van zijn eigen levertransplantatie, dus het behoeft geen verwondering te wekken dat hij zich uitstekend kan inleven in het wel en wee van Davd Wagner als patiënt. Desondanks schrijft hij vrij emotieloos, hij vindt zichzelf niet ziek zwak en misselijk, hij kijkt naar zichzelf, registreert en beschrijft. Knap in zo’n situatie.
Daarmee is dit boek het verhaal van een ‘overleving’. Het relativeringsvermogen van Wagner is groot. Zijn stijl en zijn woordkeus zijn imponerend, zonder pathos.
Dit is een boek dat lezers die nog geen donorcodicil bij zich dragen, zou kunnen overtuigen van het belang daarvan. ‘Ik ben een chimaera’, schrijft Wagner ‘een samengestelde nieuwe mens, aangevuld en verbeterd’. En tot de donor, zijn meest intieme vriend: ‘We zijn elkaar in het leven misgelopen, nu komen wij elkaar tegen’.
Een indrukwekkend boek.
Zie ook: https://www.leeskost.nl/?p=768.