Lola Lafon – De kleine Roemeense die nooit glimlachte. Vertaald uit het Frans (La Petite Communiste qui ne souriait jamais) door Manik Sarkar. ISBN 978-90-567-2523-5, 263 pagina’s, € 19,95. Amsterdam: Signatuur 2015.
Roemeens turnwonder Nadia Comặneci betoverde de wereld zolang ze Lolita bleef.
Bij de Olympische Spelen van Monreal (1976) brengt de 14-jarige magere, sierlijke turnster Comӑneci Nadia, Romania, rugnummer 73 de wereld in extase. Ze ‘verslaat de zwaartekracht, wentelt vrij door de atmosfeer’ – zo schrijven de kranten later – en verslaat daarmee zelfs de computer. Ze scoort een 10, waar de computer niet boven de 9,99 uit kan komen. Een gelukstreffer? Nee. Keer op keer en overal haalt Nadia tienen. De ‘kleine communiste’, zoals al spoedig haar bijnaam geldt naast de naam ‘elfje’ en ‘feetje’ krijgt aller ogen op zich gericht met haar oefeningen die eigenlijk levensgevaarlijk zijn en die ze, zonder een enkele glimlach, steeds weer perfect weet uit te voeren. Een oude radiobandopname meldt zelfs ‘Wees gegroet Nadia, vol van genade’. Als dat geen aanbidding meer is.
Lola Lafon (1975) is van Frans-Russisch-Poolse origine, opgegroeid in Boekarest en later in Parijs. In het voormalige Oostblok maakte zij, vóór 1989, kennis met de sfeer rond sport: sporters – zoals ook Nadia – waren een soort kindsoldaten die eer betoonden aan het communistisch vaderland. Dit is haar vierde boek en tevens haar grote doorbraak in Frankrijk.
Nadia is afkomstig uit het dorp Oneşti. Zij wordt met zes andere zevenjarige meisjes uitverkoren mee te doen met het trainingsprogramma van de ambitieuze Béla. Hij en zijn vrouw Márta kennen geen grenzen en leren de meisjes ook geen grenzen te kennen. Angst bestaat niet, pijn bestaat niet, emotie bestaat niet, honger bestaat niet: alles staat ten dienste van de vervolmaking van het turnen.
Nadia vindt dat geweldig. Zij gaat gretig mee in zijn stijl. Daardoor is zij ook degene die oefeningen doet die té gevaarlijk, té moeilijk zijn, waarmee ze meermalen Olympisch Goud haalt.
Als ze opgroeit gaat het mis. Het publiek dat haar aanbad ziet haar groeien en wil het feetje, het lieve gewichtloze elfje terug. Nadia zal na enige jaren verbitterd naar de VS gaan en daar asiel aanvragen, zoals Béla al eerder deed.
Turnen is razend moeilijk. Opschrijven hoe en waar en wanneer armen en benen en brug en legger elkaar via ingewikkelde sprongen fraai maar levensgevaarlijk raken zonder te vervallen tot een technisch sportverslag, is ook razend moeilijk. Lafon is dat gelukt. En ze gaat nog veel verder. Zij turnt met woorden, zij beschrijft poëtisch de dans van de spieren en is een letterkundig acrobate van formaat. Beschrijft zij het treurige leven van Nadia nadat zij als elfje groeide, dan is zij meelevend maar vraagt wel door: Nadia’s gesputter ten spijt.
In de inleiding geeft de auteur aan dat zij geen historische reconstructie wilde schrijven van het leven van Nadia Comặneci. Zij heeft data, plaatsen en gebeurtenissen gerespecteerd en waar het leven zich presenteerde als ‘een stomme film’ heeft Lafon de fictie haar werk laten doen. Waar nodig heeft zij Nadia hoofdstukken vooraf laten lezen en gevraagd of de feiten klopten.
Een fascinerend boek over een wereld die weinigen zullen kennen. Meeslepend, openbarend, treurig soms ook, al die mythes van meisjes wier fout het was dat zij als vrouw gingen leven.
Magisch realisme. Van harte aanbevolen.