Hilde Janssen – Enkele reis Indonesië. Vier Amsterdamse vrouwen in hun nieuwe vaderland. ISBN 978-90-468-1579-3, 272 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2015.
Vier jonge vrouwen verhuizen naar Indonesië in de tijd van de grote repatriëring.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontmoeten vier jonge Amsterdamse vrouwen vier Indonesische mannen. Ze worden verliefd en trouwen met hen. De mannen, zo weten zij, zullen zodra dat mogelijk is, terug gaan naar Nederlands Indië, dat strijdt voor onafhankelijkheid.
In 1946 varen ze met het schip Weltevreden naar hun nieuwe vaderland. Op de boot raken de vrouwen met elkaar bevriend en zullen dat hun leven lang blijven.Het valt niet mee om in het nieuwe land te starten. De vrouwen en hun mannen hebben net vijf jaar lang gezucht onder de knoet van de Duitse bezetter, nu vestigen ze zich in een land waar Nederland de bezetter is en al evenmin zachtzinnig optreedt. En al zijn de vrouwen vurige republikeinen, ze worden, alleen al op grond van hun Hollandse uiterlijk, met argwaan bekeken en behandeld. Maar met veel vallen en opstaan redden ze het, stichten ze een gezin, gaan aan het werk en ‘settelen’ in hun nieuwe vaderland.
Hilde Janssen (1959) is journaliste en antropologe. Ze woonde en werkte in Azië als correspondente. Eerder verscheen van haar Schaamte en onschuld, een boek dat internationale bekendheid verwierf met het openbaar maken van het tot dan toe verzwegen leed van de troostmeisjes.
Bij haar vertrek als correspondent uit Indonesië kocht Janssen een foto uit 1947, als aandenken aan haar verblijf. Op die foto – hij siert de kaft van het boek – stonden twee Nederlandse meisjes. Hun open, nieuwsgierige blik fascineerde Janssen en ze besloot hun geschiedenis te gaan uitzoeken.
Het zat haar mee. Ze kwam al snel bij Dolly terecht, en die bleek zowaar bevriend te zijn met de twee meisjes: het waren Miny en Annie Kobus. Het derde zusje, Betsy, zat in de trein, Dolly zelf ook. De foto was genomen toen zij vanuit de Weltevreden naar Yogyakarta reisden.
Janssen bezocht de vrouwen en tekende hun verhalen op. Hun vrolijkheid en hun strijd, hun problemen met de Hollandse militairen in de eerste jaren: waarom gingen de vriendinnen niet met de duizenden repatrianten ‘gewoon mee terug’ naar Nederland? Waarom waren ze de ‘verkeerde kant op’ gereisd? Als Nederlandse soldaten Solo bezetten en haar man oppakken, bijt Dolly één van de militairen toe: ‘Heb je dat soms van de Duitsers geleerd?’ Onbegrip is haar deel. Nederland bezetter? Hoe komt ze daar toch bij? Ze staan in hun recht nietwaar?
De vier vriendinnen blijven elkaar in lief en leed trouw. Ze krijgen kinderen, dood en leven eisen hun deel. Rijkdom en armoe drijven hen niet uit elkaar.
Als Janssens onderzoek vordert blijkt duidelijk dat de vriendinnen niet eeuwig jong blijven. Miny krijgt geheugenproblemen, Annie is fysiek ‘op’.
Maar uiteindelijk hebben Dolly, Annie, Miny en Betsie in die jaren na 1947 een immense kring aan familie opgebouwd met kinderen, neven en nichten, kleinkinderen. Die zwermen allemaal uit. En waar de Amsterdamse vrouwen enkele reis Indonesië namen, hebben sommige kleinkinderen een enkele reis Nederland geboekt. Al is de wereld beter bereisbaar geworden, de cirkel is daarmee rond.
Voor wie behoort tot de grote groep Nederlanders die nog vanuit het koloniaal verleden of via voorouders een link heeft met Indonesië, is dit boek dubbel lezenswaardig. Niet alleen omdat het verhaal van ‘Nederland als bezetter’ ook gelezen moet worden, maar bovendien omdat deze ‘enkele reis’ de geschiedenis van het jonge Indonesië verhaalt. Een stuk geschiedenis dat verteld moest worden.
Warmbloedig, empathisch en historisch knap gedaan.