Paul Hellmann – Irene, mijn grootmoeder. De neergang van een Weens-Joodse familie. ISBN 978-90-450-2965-8, 181 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Augustus / Atlas Contact 2015.
Hoe een ‘sprookjesleven’ gruwelijk eindigde in Auschwitz.
De kleine Paul is zeven jaar als zijn vader hem in 1942 naar een ‘logeeradres’ brengt. ‘We moeten weg. (….) We gaan alle drie naar een ander adres. Maar over een tijdje kom ik je halen, dat beloof ik je,’ had hij vooraf gezegd. De familie moest onderduiken. In het vreemde huis, bij een mevrouw die op zijn grootmoeder Irene lijkt, voelt Paul zich veilig. Hij woont er vijf jaar. Pas in 1947, als duidelijk is dat zijn vader niet meer terug zal komen, wordt hij met zijn moeder Clarissa herenigd. Irene is er ook niet meer. Haar beeld vervaagt met de jaren.
Maar op een dag in de jaren tachtig wordt er een hutkoffer bij hem afgeleverd. Daarin zitten honderden documenten, brieven en foto’s van zijn familie en grootmoeder Irene. Paul Hellmann zet de koffer op zolder, ietwat huiverig voor de inhoud. Pas na zijn pensioen opent hij de koffer en alsof het zo moet zijn, komt diezelfde tijd een Rus twee tassen bij hem brengen: eveneens gevuld met brieven, van Irene aan haar dochter. Het lijkt een opdracht. Hellmann verdiept zich in de geschiedenis van zijn Weense voorouders en stuit daarbij op een sprookje met een rampzalig einde.
Paul Hellmann (1935) was journalist bij NRC/Handelsblad. Hij publiceerde na zijn pensioen een boek over zijn jeugd en onderduikjaren en in 2011 Klein kwaad over het verraden van zijn vader, die werd vermoord in Sobibor.
Irene Hellmann-Redlich (1882-1944) groeide op en trouwde in rijkdom. In de enorme woning in Wenen waar ze woonde met haar man Paul was het een komen en gaan van beroemde kunstenaars, geleerden, filosofen. Er heerste, zoals Clarissa omschreef: ‘een sfeer van harmonie en verfijning, zowel in het appartement in Wenen als in het zomerhuis in Altaussee.’
Daarvan getuigen allerlei foto’s, die auteur Hellmann later vol bewondering bekijkt. Maar wat hij door terug-kijken weet, maakt die schoonheid dubbel tragisch: het zou niet lang meer duren voor er aan die manier van leven voorgoed een eind zou komen.
Met Hitlers opkomst krijgt de jodenhaat ruim baan. Voor de joodse Hellmanns – die tot voorheen een bevoorrechte positie innamen in de stad – wordt geen uitzondering gemaakt. Binnen de kortste keren krijgen ze te maken met haat, plundering en gruwelijke situaties die hen doen besluiten zo snel mogelijk het land te verlaten.
Bladzij na bladzij ontvouwt zich de dramatische wending die het leven van Irene en haar familieleden neemt.
Paul Hellmann schrijft de geschiedenis van zijn grootmoeder als een historicus én als een kleinzoon die vol mededogen terugkijkt. Hij had Irene willen redden, zijn vader willen houden, maar hij was indertijd een kind en had geen idee van de wereld.
Nu pas, vele jaren na de oorlog, kan hij reconstrueren wat er met zijn familie gebeurd is. Hij verhaalt van het oude sprookje dat zo gruwelijk af zou lopen.
De familie Hellmann telde veel leden. Het is goed dat er voorin het boek een stamboom staat om naar terug te slaan als je als lezer de draad even kwijt raakt.
Dat Hellmann zo ruimhartig was zelfs zijn familiefoto’s met de lezers te delen, verdient een extra ‘dank’. Het verhaal doet de geschiedenis herleven, de foto’s maken het compleet.
Een indrukwekkend boek.