Rob Hoogland – De Grote Hoogland. ISBN 978-90-2060-833-5, 320 pagina’s, €15,99. Alkmaar: Pepperbooks 2015.
Honderdvijftig columns van de nestor van De Telegraaf.
Zevenduizend columns schreef Rob Hoogland sinds hij er meer dan 25 jaar geleden mee begon. ‘Stukkies’, noemt hij ze zelf wel of ‘Cursiefjes’ in navolging van zijn held Simon Carmiggelt. Hij voelt zich ‘schatplichtig’ aan hem en heeft alle bundels van de meester thuis in de kast staan.
Niet zo vreemd, die bewondering. Want net als de grote SC is Hoogland altijd doende de werkelijkheid van de dag en het leven naar zijn schrijvende hand te zetten. Of hij nu schrijft over homo-emancipatie, Spaanse zwerfhonden, politiek, vrouwen, koffiemachines, Noord-Koreanen, ouder worden of reïncarneren: Hoogland tekent een karikatuur en laat mensen lachen, blozen of nadenken, al naar hij wenst voor die dag.
Een echt politieke columnist is Rob Hoogland overigens niet. Hij zet Nederlandse politici regelmatig met vileine pen te kakken, maar geen van die geportretteerden zal daarvan wakker liggen. Nee, politici liggen er aan het eind van hun loopbaan hooguit van wakker als de nestor van de Nederlandse columnisten ze nooit bij de strot heeft gegrepen. Want dan heeft de grote vriendelijke reus Hoogland hen woordeloos laten weten dat ze geen stukkie waard zijn en dát is pas zuur om te weten.
Rob Hoogland (1950) begon zijn journalistieke loopbaan als sportverslaggever bij het Noordhollands Dagblad, maakte een korte tussenstop bij het Haarlems Dagblad en werkt sinds 1976 bij De Telegraaf. Inmiddels schreef hij ruim 7000 columns voor de grootste krant van Nederland.
Geen onaangenamer columnist dan een columnist die zichzelf God acht en zijn schrijfsels Geschriften. Zo’n columnist is Rob Hoogland niet. Hij beschikt over een prachtige dosis spot en zelfspot. Waar de meeste columnisten inhaken op de actualiteit, haakt Hoogland in op het leven. Soms kijkt de actualiteit dan om de hoek, even vaak ook niet. Voor dit boek maakte Hoogland een keus uit columns van de afgelopen vijf jaar. Hij lette er daarbij zorgvuldig op dat de lezer niet zou kunnen zegen: ‘Pieterse? Rellen? Wat was dat?’ Wat wij nú vergeten zijn, staat niet in het boek beschreven. RH is geen schoolmeester en wil dat ook niet zijn.
Wat hij wel is? Citaat: ‘Kijk ik ben een tiepmiep. Dag in dag uit beroer ik het toetsenbord in dienst van mijn baas: de Telegraaf-abonnee. Ik ben zijn slaaf en krijg steevast op mijn donder wanneer ik iets in zijn ogen niet goed doe. Soms voel ik mij heel erg eenzaam. Dan zit ik zacht te snikken achter mijn computer (…)’ Weest niet bevreesd, er hangt geen sfeer van treurnis om de stukkies van deze tiepmiep. Steeds klinkt op zijn tijd een luide lach of een gemeen gegrinnik.
Mag een fan, een diehard Hoogland-lezer, een boek als dit recenseren of gaat dat dan ten koste van de broodnodige objectiviteit waarop recensenten zich vaak beroepen? Waarschijnlijk wel. Maar wat dan nog? Een lezer wordt geen fan op drasse gronden.
Vandaar: hol naar de winkel en doe uzelf dit boek cadeau. Het is een verrukkelijk boek van een columnist die, al trekt hij binnenkort van Drees, niet zal stoppen met schrijven.
Lekker genieten, stukkie voor stukkie.