Nelleke Noordervliet (selectie) – 1000 vergeetwoorden om te koesteren. ISBN 978-94-60772-69-6, 160 pagina’s, € 12,50. Utrecht / Antwerpen: Van Dale 2015.
Woorden uit het verleden aan de vergetelheid onttrokken?
Een enkele keer hoor je, of lees je, een woord dat je niet kent, maar ouderwets aandoet, waarvan je dacht dat het al lang was uitgestorven. Onze oud-premier Dries van Agt is één van de taalgebruikers die nogal eens zo’n woord in de mond durft te nemen. Hij gebruikt onder meer Gij, kwaadsappig (het tegenovergestelde van goedsappig), makker, mijn waarde, sapristi, non-valeur.
Tijdens de viering van het 150-jarig bestaan van de Dikke Van Dale deed de schrijfster Nelleke Noordervliet (1970) een beroep op het publiek om woorden die met de ondergang bedreigd worden te adopteren. Het zou toch zonde zijn dat zulke woorden in de vergetelheid zouden raken. Radiopresentator Frits Spits (1948) haakte hierop in met zijn radioprogramma De Taalstaat. Het Gezelschap Van Geadopteerde Vergeetwoorden werd in het leven geroepen met Noordervliet als beschermvrouwe. Luisteraard konden een vergeetwoord adopteren en kregen als tegenprestatie een adoptiebewijs met de verplichting goed voor het woord te zorgen en het zo nu en dan te laten vallen. Er werd massaal gereageerd.
In dit boekje treft u 1000 van die ingezonden vergeetwoorden, geselecteerd door Noordervliet, en tevens verhalen van adoptieouders over de woorden pollens, zwerk, parlevinker, muloklantje, nieveranst (kent u het? Ik niet), maltentig (idem), ludduveddu (mijn hart schiet vol), haarlemmerdijkjes, geverseerd, flessenlikker, renegaat, besuikerd, baliekluivers, bakkenist en balsturig. Die verhalen alleen zijn al prachtig om te lezen.
Het nuchtere verhaal van de vrouwelijke bakkenist is interessant. Ze reed samen met haar man, beide waren marineofficier: ‘Aanvankelijk zaten we om beurten aan het stuur, maar algauw bleek de gewichtsverdeling van een vrouwenlichaam geschikter om zijspanrijder te zijn: als ik mijn kont buitenboord gooide, had dat meer effect dan wanneer Frits dat deed.’
En dan de woorden zelf, een feest om te lezen. Sommige verdwijnen met het beroep waar ze naar verwijzen: schilleboer, kruier. De meeste ken ik wel, al is het soms jaren geleden dat ik ze gehoord of gelezen heb, zoals (een strikt willekeuring keuze) abusievelijk, alkoof, Epibreren (met dank aan Simon Carmiggelt), fideel, fnuikend, kolenkit, ontrieven (als ik u niet ontrief zeg ik nog wel eens voor de grap) pruilen, proleet, tekenkaas, toeven en zwamneus.
Maar van ambetant, babbelguigjes, feston, flusjes, klootjesdrogerij (seminarie), kwarren, schnorrer, spinzen en verrossen had ik nog nooit gehoord en zo leer je weer wat bij.
Sommige woorden ken ik vanuit het taalgebruik van Marten Toonder. Ik heb altijd gedacht dat hij bijvoorbeeld zwatelen verzonnen had, maar het blijkt veel ouder. Wijst gemoed ook niet op de vrouwelijke voorsteven? Dat gebruikte mijn moeder wel. En is huppelkutje echt een oud woord dat aan de vergetelheid moet worden onttrokken? Maar ja, ook op het gebied van taalgebruik geldt het ‘zoveel hoofden zoveel zinnen’.
Ik heb dit boekje per twee pagina’s rustig doorgenomen, anders beklijft (staat er ook in) het niet. Je moet jezelf niet overvoeren. Maar ik weet zeker dat ik er nog regelmatig in zal kijken.
Een lust voor de vele liefhebbers van onze taal.
Het boek is tevens op woensdag 6 januari 2016 besproken in het programma Puur Cultuur van MeerRadio. Het geluidsbestand staar hieronder.