Karel Eykman – Jaarringen. ISBN 978-90-761-7478-5, 168 pagina’s, € 19,90. Amsterdam: De Harmonie 2016.
Karel Eykman schreef tachtig gedichten over zijn leven.
Deze dichtbundel bevat tachtig gedichten die allemaal aangeduid zijn met een jaartal. Het gedicht dat bij het jaartal hoort gaat over een gebeurtenis uit het privéleven van de dichter. Daarnaast vormen ze een zeer persoonlijke geschiedenis van Nederland van 1936 tot 2016. In een apart hoofdstukje geeft Eykman chronologisch een overzicht van de belangrijkste feiten en gebeurtenissen uit zijn leven.
Karel Eykman is in 1936 geboren in Rotterdam. Als vierjarige maakte hij het bombardement mee. Op honderd meter van hun huis liep de ‘brandgrens’. In het gedicht Op de puin (1944) vertelt hij dat hij als achtjarig jongetje speelde tussen de puinhopen. Hij had er zijn geheime kasteel waar hij allerlei spullen bewaarde die hij in het puin had gevonden. Zijn grootste vijanden waren niet de Duitsers, maar de schoffies van de Zwarte Paardenstraat. Zij sloegen mij weg van mijn plek, pikten mijn spullen in. Zij waren voor mij de onderdrukkers, dictators met bruut geweld, mijn grootste angst in bange oorlogstijd.
Voor Eykman speelt de liefde een grote rol. In verscheidene gedichten beschrijft hij op ontroerende en geestige wijze zijn eerste onhandige schreden op het liefdespad. Ook met zijn vrouw Pauline was verlegenheid en onhandigheid troef. Maar zij werd wel de liefde van zijn leven. Het gedicht Pauline (1957) vertelt hoe het voelde toen het met Pauline helemaal goed was: eindelijk terecht, eindelijk bevrijd van zwarte vroeger dagen. Met haar bezocht hij een concert van Jacques Brel. In het gedicht Quand on n’a que l’amour (1960) schrijft hij in eigen woorden de essentie van dit beroemde chanson. De laatste regel van het gedicht is: Die nacht klampten wij ons heel lang aan elkaar vast. In deze zelfde bundel staat ook een gedicht over zijn vijftigjarig huwelijk. Het gedicht begint wat gelaten: te lui om haar nog te versieren, te moe om ruzie te maken. Aan het slot zegt hij wat volgens hem wezenlijk is voor een goed huwelijk: wij zijn zo onderling vertrouwd.
Ook religie is een belangrijk onderwerp in het werk van Karel Eykman. Hij studeerde theologie en was korte tijd jeugdpredikant. Maar de kerk was niets voor hem. In het gedicht De kerk uit (1969) zegt hij daar het volgende over:
Moet je jullie daar zien zitten in de vaste burcht van jullie behoud
veilig zittend op een kluitje in de vette bunker van het kerkgebouw
Helemaal breken met religie deed hij niet. Hij noemt zichzelf een bijbelgelovige. In het gedicht De grondtekst (1991) komt zijn grote liefde voor Bijbelteksten naar voren: De kerk ben ik al lang uitgerangeerd en voor God heb ik geen woord meer over. Maar de bijbel liet ik mij niet afpikken. Eykman hertaalde diverse Bijbelteksten, bijvoorbeeld het boek Psalmen. Voor de jeugd schreef hij de kinderbijbel Woord voor Woord. Deze werd zeer populair mede omdat Aart Staartjes uit deze kinderbijbel voorlas voor de IKON. In dit project werkte hij voor het eerst met hem samen. In het gedicht Kompaan Aart (1965) schreef hij over hun jarenlange en zeer vruchtbare samenwerking.
Wij werden een merkwaardig tweetal.
Tegenstrijdig karakter, wederzijds eigenwijs.
Het warhoofd dat voor idealist geleerd had.
met de doener die Amsterdam-Noord was ontvlucht.
Maar geen brug ging ons te ver, geen deur was te dicht.
Met het zogenaamde schrijverscollectief schreef hij teksten en liedjes voor populaire kinderprogramma’s van de VARA, zoals de Stratenmakeropzeeshow. In het gedicht De uitvalsbasis (1990) schrijft hij vrij verbitterd over het feit dat vele van zijn schrijfactiviteiten beëindigd werden.
Mijn bijbelverhalen worden uitgeschakeld bij de IKON door tekstneukertheologen.
De kinderkrant wordt opgeheven bij Vrij Nederland door marketingredacteuren.
Het Schrijverscollectief is niet meer nodig bij de VARA door kijkcijfersocialisten.
Dit is een heel bijzondere bundel geworden. Zeer veelzijdig, met veel speelse humor, zelfspot, maar een enkele keer ook een beetje verbitterd. Eykman is zeer openhartig over zijn familie. Over zijn moeder zegt hij toen zij eenmaal was overleden heb ik op haar begrafenis niet gehuild. De bundel bevat ontroerende gedichten over zijn zoon, dochter en kleindochter. Het zijn ogenschijnlijk heel simpele gedichten, maar heel raak geformuleerd. De taal is altijd eenvoudig en toegankelijk, vaak spreektaal. Veel gedichten lenen zich bijzonder goed om ze voor te dragen.
Een mooie en soms ontroerende dichtbundel waarin je blijft lezen.