Neil Smith – De hemel volgens Boe. Vertaald uit het Engels (Boe) door Lisette Graswinckel. ISBN 978-90-468-1973-9, 319 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2016.
De 13-jarige dode Boe schrijft een brief vanuit de hemel.
Vragen jullie je weleens af, lieve vader en moeder, met wat voor tandpasta engelen in de hemel hun tanden poetsen?(…) Nee, waarschijnlijk vragen jullie het je helemaal niet af. Jullie zijn tenslotte agnosten. Met die woorden begint de 13-jarige, superintelligente, altijd geplaagde, maar nu overleden Boe (Oliver Darymple) een brief vanuit de hemel aan zijn ouders. Hij hoopt die brief ooit te kunnen versturen, al weet hij nog niet hoe. Tot die tijd is schrijven een goede manier om zijn gedachten te ordenen.
Want het is een wirwar van indrukken in Boe’s hoofd. Hij woont in een speciale hemel met alleen maar 13-jarigen. Die hemel heet Stad. En Boe mag aanvankelijk gedacht hebben dat hij in Stad terechtgekomen is door een hartstilstand – hij had tenslotte een gaatje in zijn hart – , hij hoort van een jongen, Johnny Henzel, die een paar weken na hem arriveert dat hij door een medeleerling op school is doodgeschoten, evenals hijzelf. Johnny had nog een tijd in coma gelegen, maar was toen toch ook overleden.
Op school waren Johnny en Boe geen vrienden. Hier zijn ze blij met elkaars gezelschap. Zeker als Johnny vertelt dat ook de jonge moordenaar hier rond zou kunnen lopen want die heeft na zijn schietpartij de hand aan zichzelf geslagen. En al trachten de hulpvaardige ‘goededoelers’ Thelma en Esther de jongens gerust te stellen dat een moordenaar Stad niet wordt binnengelaten, ze zijn er niet gerust op. Gunboy noemen ze de moordenaar en ze besluiten hem op te sporen. Want, zo ervaren ze in Stad, God – Boe noemt hem tegenover zijn agnostische ouders Zig – is immers bepaald niet onfeilbaar.
Neil Smith is een Canadese schrijver., Hij debuteerde in 2007 met Bang Crunch en zijn debuut werd door de Washington Post meteen uitgeroepen tot ‘beste Boek van het Jaar’. Ook won hij de First Book Prize van de Quebec Writers Federation.
Ondanks het feit dat Boe gekenmerkt wordt door een aanstekelijk absurdisme gaat de auteur naast de luim de ernst niet uit de weg. Want de twee jongens worden steeds nauwer bevriend en Boe ervaart dat vriendschap ook offers verlangt. Hij zal een deel van zijn eigen wensen opzij moeten zetten om die vriendschap te bewaren. Ook realiseert hij zich dat zijn oeverloze wetenschappelijke nieuwsgierigheid – die hem als levende jongen en nerd veel interessante feitenkennis opleverde – voor anderen wel eens kwetsend kan zijn: is het bijvoorbeeld werkelijk nodig om het naadje van de kous te willen weten over de dwerggroei van Esther, die altijd voor hem klaar staat?
Boe zal, evenals alle 13-jarigen in Stad, 50 jaar lang dertien jaar blijven voor hij deze hemel verlaat. Maar in die tussentijd wordt hij wel wijzer. Hij leert wat de waarde van vriendschap is, ervaart wat trouw betekent en komt gaandeweg zelfs tot het inzicht dat ‘vergeven’ geen kwade zaak is. De jongen wordt snel volwassen.
Een grappig, absurd, ontwapenend en vrolijk boek en tegelijkertijd een optimistisch en soms zelfs filosofisch boek.