Guus Bauer – Vogeljongen. ISBN 978-94-6068-284-1, 173 pagina’s, € 17,95, Baarn: Marmer 2016.
Man in ‘levend coma’ kijkt terug en ziet zijn omgeving.
Op een dag, twee maanden nadat hij wakker werd in een ziekenhuisbed, hoort een man zijn zwager zeggen: ‘Wordt het geen tijd om de stekker eruit te trekken?’ De man in bed wordt overvallen door een dodelijke angst. Hij werd op straat aangevallen door een bende onverlaten. Zijn wonden beginnen te helen. Wat rest is echter veel erger: hij leeft, hij ziet, hij denkt, hij hoort, maar hij zit in zichzelf gevangen. Hij lijdt aan het locked-in-syndroom (of pseudo-coma), hij is dus niet ‘weg’, maar hij is niet staat om ook maar íets kenbaar te maken. Een beangstigende ervaring.
De man houdt zichzelf bij de tijd: hij houdt een kalender bij via de gaatjes in het systeemplafond boven zijn hoofd, hij luistert alert naar de verhalen van zijn favoriete verpleegster Lavendel, hij tracht overdag permanent wakker te blijven en alleen maar ’s nachts te slapen omdat hij bang is dat hij anders wegzakt in de vergetelheid. En ondertussen kijkt hij, via een ‘monologue intérieur’ terug op alle gebeurtenissen uit zijn leven. Op die manier komt hij tot rust. En hij denkt: had ik nu maar eerder gepraat: Een mens moet vertellen, waarom heb je anders geleefd?
Guus Bauer (1959) is schrijver en literair journalist. Hij werkt voor een dozijn kranten, websites en bladen en interviewde meer dan duizend schrijvers van wereldnaam. Dit is zijn negende en meest persoonlijke boek.
Schrijven over een man met het locked-in-syndroom, die dan ook nog zijn eigen verhaal vertelt, zou niet mogelijk zijn als Guus Bauer niet aan den lijve had ondervonden wat dit inhoudt. Overmand door gigantische stress – zo vertelt hij in een radio-interview – raakte hij plots ‘van de wereld’, om in een ziekenhuisbed bij bewustzijn te komen: opgesloten in zichzelf als een ‘bevroren spraakwaterval’, net als de man uit zijn boek. Bauer had geluk: na een kleine drie maanden keerden zijn functies weer terug. Wat bleef was de angstaanjagende ervaring van zijn bewust beleefde ‘comateuze’ bestaan. Op die ervaringen baseerde Bauer zijn verhaal.
De zakenman haalt stukje bij beetje zijn burgerlijke jeugd terug: met een moeder die loopt te zorgen, de vroege dood van zijn vader, zijn verblijf in een internaat, zijn schoolvrienden. Hij was als kind dol op vogels. In het ziekenhuis tikt er dagelijks een kraai tegen de ramen: een invorderaar van mijn ziel vreest de man en graaft verder in zijn gedachten. Want al zijn herinneringen maken hem tot wie hij nu is, de man die uiteindelijk werd opgesloten. Hij vertelt zijn verhaal aan zichzelf: geen mens immers kan hem volgen?
Maar al die tijd blijft hij ook alert: wat gaan de artsen, de verpleegkundigen doen? En als de zwager met zijn ‘stekkervraag’ komt wordt zijn wil tot genezen nog groter. Hij spant zich tot het uiterste in om tenminste één ooglid te bewegen, maar als hem dat dan lukt blijkt niemand dat te zien. Wanhoop bevangt hem.
De lezer kent al vanaf het begin de afloop van dit angstaanjagende verhaal: de schrijver, de overlever, maakt hem immers deelgenoot van zijn ervaringen.
Fascinerend boek. Buitengewoon om te lezen.