Gerard Groeneveld – Rotterdam frontstad 10-14 mei 1940. ISBN 978-94-6004-258-4, 325 pagina’s, € 29,50. Nijmegen: Vantilt 2016.
Hoe neutraal Nederland de oorlog werd ingesleurd.
Op 11 maart 1936 hield minister-president Hendrik Colijn een geruststellende radiotoespraak tot het Nederlandse volk. De nazi’s hadden weliswaar Rijnland bezet, maar ‘wij’ hoefden ons geen zorgen te maken. Wij waren neutraal en zouden dat blijven. ‘Gaat u maar rustig slapen’, suste Colijn. Die woorden zijn hem nog vaak nagedragen. Want op 10 mei 1940 werd Rotterdam in de vroege ochtend wél de oorlog ingesleurd. Vliegveld Waalhaven werd gebombardeerd, Duitse parachutisten daalden uit de lucht en namen het vliegveld in. Op de Maas landde een eskader watervliegtuigen met Duitse soldaten die snel naar de kant peddelden. Ze wilden Rotterdam met de Maasbruggen ongeschonden in handen krijgen en van daaruit de Vesting Holland veroveren.
De overrompelde Rotterdammers keken verbijsterd toe. Hun stad was plotseling frontlinie geworden. Als het slecht voorbereide Nederlandse leger verzet biedt ontstaat er een bittere strijd. Uiteindelijk wordt de stad op 14 mei om 13.30 uur gebombardeerd. Er vallen 850 doden, 78.700 mensen worden dakloos, de stad brandt en ligt grotendeels in puin. Nederland capituleert nog diezelfde dag om 15.50 uur. De oorlog is na vijf dagen voorbij.
Gerard Groeneveld (1956) werd geboren in Rotterdam. Hij groeide op met oorlogsverhalen: zijn moeder woonde als meisje op de Maaskade en zag de oorlog pal voor haar ogen beginnen. Haar vader, dus Groenevelds grootvader, die voor het raam stond te kijken kreeg een kogel in zijn been. Groeneveld specialiseerde zich na zijn studie Nederlands in het thema collaboratie en schreef daar boeken over.
Niet alleen collaboratie vormt een interessegebied van de auteur, maar ook ‘propaganda en fotografie tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Die interesse zorgde ervoor dat hij regelmatig op internet naar materiaal zoekt. Op die manier kwam hij in het bezit van fotoboeken en dagboeken en brieven van Duitse militairen.
Deze militairen verluchtten met foto’s hun brieven naar huis. Na de oorlog werden verschillende van die boeken gebonden. Door wie is niet altijd duidelijk en waarom ze zo lang ‘onzichtbaar’ bleven evenmin.
Groeneveld kwam in het bezit van opmerkelijke documenten. Zo zou het handgeschreven velletje papier dat het capitulatiedocument vormde verdwenen zijn geraakt in de chaos rond een schietincident dat daar toen plaatsvond. Zeventig jaar lang was het formulier spoorloos. Toen kwam Groeneveld het tegen op een veilingsite en zag onmiddellijk welke grote geschiedkundige waarde het vertegenwoordigde. Hij bood net zo lang door tot hij zich de eigenaar mocht noemen. In dit boek kunt het zien.
Oorlogsverhalen worden vaak verteld vanuit een eenzijdig perspectief. In het geval van ‘onze’ oorlog zijn de Nederlanders de slachtoffers, de Duitsers de ‘boeven’.
Groeneveld komt met tweezijdige verhalen. Ook de (vaak jonge) Duitse militairen vertellen via opgedoken brieven hun persoonlijke ervaringen, ze hebben verdriet om gesneuvelde vrienden, tonen lang niet altijd begrip voor de hun opgelegde bevelen maar zijn ook trots op geslaagde acties. De aangeslagen Rotterdamse bevolking komt aan het woord met persoonlijke ervaringen: ooggetuigenverslagen van een oorlog uit de eerste hand. Moeders met kinderen, scholieren, NSB’ers, artsen en verpleegkundigen die zich van het verwoeste Coolsingelziekenhuis naar het Bergwegziekenhuis spoedden om gewonden te helpen… Foto’s en luchtfoto’s daarbij laten zien hoe Rotterdam brandde, wat er restte van de trotse havenstad.
Vijf dagen oorlog. Eén stad. Talloze verhalen. Groeneveld schrijft geschiedenis. Daarmee is dit boek met alle verhalen en tientallen nooit eerder getoonde foto’s en documenten een heel belangrijk werk.
Groeneveld verplaatst zich in de gedachten en emoties van mensen die verhalen vertellen. Daardoor is dit boek een histoire contemporaine, een terugblik in een heel nabije tijd, een boeiend en indrukwekkend geschiedschrift.
Nadrukkelijk aanbevolen.