Ilja Leonard Pfeiffer – Brieven uit Genua. ISBN 978-90-295-0661-8, 703 pagina’s, € 21,50. Amsterdam: De Arbeiderspers 2016
Pfeiffer vertelt verder over Genua en over zijn leven
De zeer veelzijdige Ilja Leonard Pfeijffer (1968) is wetenschapper, dichter, schrijver, toneelschrijver en schrijver van songteksten. Zijn vorige roman La Superba is een ode aan Genua, de plaats waar hij als sinds 2008 woont. Dit boek is hier in enige mate een vervolg op, alleen nu schrijft hij ook over zijn jeugd, zijn studietijd, zijn tijd aan de universiteit, zijn schrijverschap, zijn liefdes, zijn verslaving. De vorm is ook anders. Elk hoofdstuk heeft de vorm van een brief. De schrijver beweert dat het echte brieven zijn die echt verstuurd zijn. Het is dan wel jammer dat er geen enkele reactie in staat. De hoofdpersoon is de schrijver zelf en alle personen die in de brieven voorkomen zijn ook echt. Ze worden met hun echte namen aangeduid.
De brieven zijn aan verschillende personen gericht. De meeste brieven gaan naar Gelya, de laatste geliefde van de auteur. Met haar is hij naar Rome gefietst. Op de terugweg bleven ze in Genua hangen en gingen er wonen. Als het boek begint, op 27 april 2012, is Ilja al weer twee jaar alleen. In de brieven aan Gelya schrijft hij over wat hij op dat moment meemaakt. In de hoofdstukken aan officiële instanties vertelt hij alles over zijn financiën, de beurzen, de honoraria en de belastingen. Heel mooi zijn de brieven aan zijn moeder en aan zijn familie. Daarin vertelt hij over zijn jeugd. Dat doet hij ook in de Brieven aan mijzelf op jongere leeftijd.
Wanneer je alle brieven gelezen kom je tot de conclusie dat je nu werkelijk alles weet over Pfeiffer. Hij schrijft niet alleen over zichzelf maar ook over Genua, de plaatselijke voetbalclubs, Berlusconi en de Italiaanse politiek, over Charlie Hebdo, de hippies op Ibiza, de kerk, Wilders, de schrijverswereld in Nederland, de crisis en het universitaire milieu in Leiden. Alles bespreekt hij zeer uitvoerig.
Hij heeft vaak een ongezouten mening over collega’s. Je kunt hem op dat gebied ook op roddelen betrappen. Over zichzelf zegt hij alles, zowel positief als negatief. Vaak is hij heel trots op zichzelf. Op het gymnasium schreef hij als tweedeklasser al brieven in het oud-Grieks aan een gymnasiast uit een hogere klas. Als dichter was hij in Leiden beroemd: Van De Burcht tot Burgerzaken sidderde men van ontzag voor mijn langharige reputatie.
In Genua zit hij in zijn café aan zijn vaste tafeltje te schrijven en te drinken en iedereen behandelt hem met ontzag als de beroemde schrijver. Dit wordt nog eens versterkt als veel Nederlanders met La Superba in de hand hem daar komen opzoeken. Hij stelt zich ook heel kwetsbaar op: ongegeneerd schrijft hij over zijn alcoholisme en als hij last heeft van aambeien wordt dat bladzijden lang beschreven, tot en met de operatie.
Een heel opmerkelijke brief is die waarin hij zijn zo’n dertig tal voormalige geliefdes opnoemt en beschrijft. Allemaal worden ze met name genoemd. Het begint bij Florende Fabbricotti en 22 bladzijden verder eindigt hij met Gelya Bogatishcheva. Met dit ongegeneerd namen noemen gaat hij wel ver. Hij beschrijft ook enige affaires met dichteressen die nu naam gemaakt hebben. Zo heeft hij het over Hagar Peeters waarover hij zich in essays notabene negatief had uitgelaten. Over al deze liefdes die de tijdsduur hebben van één nacht tot enkele jaren schrijft hij heel speels en positief. Nooit is hij kritisch, hij heeft van ze genoten, maar het ging over. Hij is niet in staat tot lange relaties.
Er ontstaat wel een beeld. Hij houdt het liefst van mannelijke vrouwen die hem berijden. Dat laatste woord komt veel voor. Het is een bizar en wat vermoeiend hoofdstuk, maar ook een goed voorbeeld van de opzet van het boek. Als hij een onderwerp behandelt dan doet hij dat uitvoerig in een afgerond hoofdstuk.
Hoewel er geen sprake is van een doorlopend verhaal is er in de laatste brief een geweldige wending in Ilja’s leven, zowel op het gebied van de vele relaties als dat van zijn alcoholverslaving. In deze brief neem je als lezer, met al het voorgaande nog in gedachten, het waarheidsgehalte ernstig in twijfel.
De roman laat zich heel goed lezen. De toon is luchtig en het taalgebruik zeer afwisselend, van zeer literair tot een enkele keer plat en grof. Wat overheerst is de wat ironische verteltrant. In dit verband is de brief aan Gelya van 26 oktober 2014 een mooi voorbeeld. Hij heeft dan een werkvakantie met Ellen ten Damme op het eiland Ibiza. Hij zou daar wat songteksten voor haar schrijven. Ze ontmoeten ook nog Katja Schuurman met haar dochtertje. Echtgenoot Thijs is er niet bij vanwege problemen in het huwelijk. Het blijkt dat Ilja Katja en Thijs heeft getrouwd. Allemaal heel interessant, maar het leukste is de beschrijving van de rijke hippies die op dure jachten wonen en die zich onder andere bezighouden met ‘aura cleansing’. Hippies met geld. Luxe-ontheemden. Niemand had een normale baan. Niemand hoefde te werken. Iedereen was bezig met tantra’s, aura’s en chakra’s. Iedereen had een Indiase leermeester en een telepathische connectie met een shamaan uit het regenwoud.
Dit is een heel dik boek dat over de schrijver zelf gaat en waarin weinig gebeurt, maar waar regelmatig interessante betogen staan over de meest uiteenlopende onderwerpen. Een sprankelend boek dat zelden verveelt.
Meeslepend egodocument.