Pierre Trouillez – De Franken en het christendom (550 – 850). ISBN 978-90-5908-721-7, 351 pagina’s, € 24,99. Antwerpen: Davidsfonds 2016.
Bonifatius en Karel de Grote maken West-Europa christelijk.
Pierre Trouillez schreef zijn vierde boek over het ontstaan van het christendom. De vorige delen handelden over de apostel Petrus (van Petrus tot Constantijn), de Vroege Kerk (de eerste christenen) en de kerstening van ons deel van Europa (de Germanen en het christendom). In dit deel dat begint in 500 werd Clovis gedoopt en ging deze verder met het vergroten van het Frankisch rijk en samen met de kerk werd de kerstening van de Germanen voortgezet. Het boek eindigt in 850. Volgens de schrijver begon toen de somberste periode van de Europese kerk- en cultuurgeschiedenis die bekend is geworden als de IJzeren Eeuw.
Pierre Trouillez (1946) is emeritus hoogleraar in de kerkgeschiedenis. Hij doceerde aan kerkelijke instituten in Hasselt, Leuven, Mechelen en Brussel. In 1972 werd hij tot priester gewijd voor het aartsbisdom Mechelen-Brussel.
De Middeleeuwen worden vaak gezien als de ‘duistere eeuwen’, een cultuurloze periode tussen de klassieke oudheid en de Renaissance. De auteur noemt deze visie een hardnekkig vooroordeel. Het was de Kerk die het culturele erfgoed van de oudheid redde en doorgaf. Dit gebeurde vooral in de tijd van Karel de Grote.
De kerstening was een gezamenlijke zaak van kerk en staat. Van Clovis tot Dagobert waren de Franken bezig hun gebied uit te breiden. Zo werd het huidige Frankrijk veroverd en in het oosten Thüringen, Beieren en Saksen. Onder de Frankische heersers was veel onderlinge strijd. Dit duurde van 511 (de dood van Clovis) tot 751 toen Pepijn de Korte alleenheerser werd van het Frankische rijk. Na hem kwam Karel de Grote.
Pas toen de Franken het bewind hadden in een gebied, konden de door de paus gestuurde missionarissen beginnen met hun pogingen de heidenen te bekeren tot het christendom.
De belangrijkste figuur van het missiewerk was Bonifatius. Hij werd als Winfrid in Zuid-Engeland geboren. De Engelse kerk was al tot grote bloei gekomen en er waren talrijke kloosters. Winfrid werd door zijn ouders al op zijn zevende naar het klooster gestuurd. De paus stuurde Engelse missionarissen naar het Frankenland. Vele inwoners waren nog half heidens en half christelijk. Daarnaast waren er nog talrijke gebieden die nog gekerstend moesten worden. Zo’n gebied was Friesland. Bonifatius zou het gebied driemaal bezoeken. De eerste keer predikte hij voor de ganzen en was hij weer gauw terug in Engeland. De paus had grote plannen met hem. Zijn gebied werd Thüringen. Hij kreeg de naam Bonifatius.
Trouillez besteedt bijna het halve boek aan hem. Hij was niet alleen belangrijk als missionaris, maar ook als vertegenwoordiger van Rome was hij de stichter van kloosters en abdijen. Hij richtte acht nieuwe bisdommen in.
Twee voorbeelden van de werkwijze van Bonifatius vinden we in het boek terug: de eik van Geismar en zijn dood in Dokkum. De reusachtige eik van Geismar werd beschouwd als de plaats waar Donar woonde. Tevens werd verondersteld dat de eik het hemelgewelf schraagde. Bonifatius, met militaire escorte, toog er heen. Er was slechts één bijlslag nodig en een hevige windvlaag om de eik te laten omvallen. Er volgde geen straf van Donar en de heidenen waren onder de indruk. De schrijver vindt dit verhaal typisch een voorbeeld van legendarische verdichting. Overigens laat dit voorval ook zien dat Bonifatius radicaal te werk ging.
In 754 ging Bonifatius voor de derde keer naar Friesland. Het missioneren was daar ondanks de Frankische aanwezigheid een riskante onderneming. Toch ging de missionaris weer krachtig te werk. De heidense tempels en godenbeelden werden omgegooid en kerken kwamen daarvoor in de plaats. Bij Dokkum zou Bonifatius bekeerlingen die al gedoopt waren het vormsel geven. Hij was vergezeld van bewapende bedienden. In plaats van de bekeerlingen kwam er een grote groep bewapende Friezen die een slachtpartij aanrichtten waarbij ook Bonifatius werd gedood.
De oorspronkelijke verslaggever Willibald beweert dat Bonifatius verbood zich gewapend te verdedigen. Moderne historici waaronder Trouillez hebben een andere versie. Het gaat om een ordinaire beroving. Het doel was het beroven van een aantal met ijzer beslagen kisten vol kostbaarheden. Er is wel degelijk gevochten. Zelfs Bonifatius heeft zich verweerd met een evangeliëncodex. Christenhaat was dus niet het eerste motief, maar roof. Het was geen doelgerichte moord, maar doodslag in een massaal gevecht.
Naast Bonifatius krijgt vooral Karel de Grote veel aandacht in dit boek. Behalve dat hij het Frankenrijk uitbreidde tot bijna de omvang van het huidige West-Europa is zijn invloed op de kerk zeer groot geweest. Hij werd daarom wel de koning-priester en koning-theoloog genoemd. Bij het uitbreiden van het rijk en de daarop volgende kerstening had hij de meeste moeite met de Saksen. De schrijver spreekt van de Saksenoorlogen, een verhaal van 32 jaar ellende. In veroverde gebieden werd een nieuwe wet ingevoerd, de Capitulatio waarin de doodstraf geëist werd voor hen die de doop weigerden.
Behalve de grote wereldlijke macht, was er ook sprake van kerkelijke macht. Paus Leo III werd dan wel niet door Karel de Grote benoemd, hij beloofde hem wel gehoorzaamheid en trouw. Toen deze paus in Rome werd gemolesteerd reisde hij naar Karel de Grote om bescherming te vragen, waarna deze In Rome orde op zaken stelde. Niet lang daarna werd Karel de Grote door de paus tot keizer gekroond.
In hoofdstuk X besteedt de schrijver veel aandacht aan de opbouw van de kerk. Er was een groot netwerk van circa 180 bisdommen en 650 kloosters. In de kerken was een liturgie ontstaan die veel lijkt op de huidige.
De schrijver laat duidelijk merken dat de kerstening van de heidenen veel goeds heeft gebracht. De eenheid van de Europese volken die ontstond door Karel de Grote zou niet tot stand zijn gekomen als tegelijkertijd niet de grote rooms-katholieke kerk was ontstaan met het centrale gezag van de paus.
In dit omvangrijke boek passeren veel missionarissen, pausen, Frankische hofmeiers en koningen de revue. Het personenregister bevat minstens 500 namen. Het is zeker geen boek om achter elkaar te lezen. Het is vanwege de wel zeer kleine lettertjes moeilijk leesbaar. Wat het wel aantrekkelijk maakt is dat naast de feiten ook veel goed vertelde anekdotes voorkomen.
Degelijke en uitvoerige geschiedenis van het christendom in de Vroege Middeleeuwen.