Pieter Tops en Jan Tromp – De achterkant van Nederland. ISBN 978-94-600-3139-7, 256 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Uitgeverij Balans 2017.
Miljarden euro’s worden door drugscriminelen onttrokken aan ons landelijk inkomen.
Elf miljard per jaar lekt weg. Dat is 600 euro per Nederlander. Bestrijding van het probleem lukt niet omdat de overheidsdiensten elkaar liever de tent uitvechten dan de handen ineen slaan om de boeven de pakken.
Vooral in Brabant en Limburg, de provincies die het laatst, minder dan 200 jaar geleden, aan ons land werden toegevoegd, is de cultuur van eigen boontjes doppen nog diep geworteld. We zien de koninkrijkjes die zich van niemand iets willen aantrekken vooral bij woonwagenbewoners, motorclubs en Turken. Wie zwijgt, wegkijkt en liefst een graantje meepikt kan rekenen op bescherming.
Onder woonwagenbewoners is een oud spreekwoord: ‘Bekennen is de politie verwennen.’ Dat doe je dus niet. Ze houden wel van orde: geen oude mensen lastig vallen, van kinderen afblijven, je gedragen, geen dingen doen waar niemand van houdt. Klaar. En als je niet mee doet, wordt je gemeentehuis in de as gelegd, zoals in 2012 in Waalre.
Veertig procent van de Turken en Marokkanen leeft onder de armoedegrens. De zuigkracht naar vooral de hennepkweek, waar bijvoorbeeld vrouwen voor 25 euro per week illegale plantjes snoeien, is groot. Tijdens een kleuterklas mogen de kinderen vrij tekenen. Een kind tekent een huis, tekent een zolder, vol plantjes. ‘De plantjes horen toch in de tuin?’ vraagt de argeloze juf. Het is overal.
Pieter Tops (1956) is hoogleraar bestuurskunde. Hij is verbonden aan de Universiteit van Tilburg, waar hij onderzoek doet naar (lokale) democratie en naar ondermijnende criminaliteit. Hij was als bestuurder verantwoordelijk voor onderzoek en kennis aan de Politieacademie. Jan Tromp (1949) is journalist. Hij was chef van de politieke redactie van de Volkskrant, adjunct-hoofdredacteur van dezelfde krant en correspondent in Amerika.
Miljarden worden aan de gemeenschap onttrokken. De grote jongens sluizen de drugsgelden weg. Bijvoorbeeld naar Turkije waar idiote wetten hen beschermen.
De politie doet haar uiterste best. Niet alleen in het opsporen van wietplantages maar ook met het beschermen van burgemeesters die wellicht een wat lastig beleid voorstaan. Mondjesmaat wordt succes geboekt. Enkelingen verdwijnen achter tralies, kleine jongens worden kaalgeplukt of achter de broek gezeten. De bazen komen niet in beeld.
Volgens de schrijvers is het niet alleen justitieel probleem, maar misschien nog veel meer een probleem van de samenleving. Ons land moet worden opgevoed. Hennep, drugs, chantage en terreur moeten we niet willen. Net zoals we niet meer in sigarettenrook willen zitten en het bepaald niet meer stoer wordt gevonden als je dronken achter het stuur plaats neemt.
Als deze opvoeding wil slagen, moeten eerst de overheidsdiensten leren samenwerken. Het elkaar vliegen afvangen en het opvrijen van de eigen ambtenarenkliek, dat alles dient te verdwijnen.
Dit boek beschrijft het zwarte geld van Nederland. Het is een vlammende analyse met zware bewijslast opdat Nederlanders gaan gruwen van deze criminele zelfkant van onze samenleving.