Mieke Kirkels – Kinderen van zwarte bevrijders. Een verzwegen geschiedenis. ISBN 978-94-6004-321-5. 192 pagina’s, € 19,95. Nijmegen: Vantilt 2017.
Twaalf ‘Amerikaantjes’ vertellen over hun jeugd als kind van een zwarte Amerikaanse soldaat.
Nadat het Amerikaanse bevrijdingsleger in september 1944 vanuit België de grens naar Nederland overstak stokte in het zuiden de opmars naar het noorden. Pas in mei 1945 werd het land boven de rivieren bevrijd. Tot die tijd bivakkeerde het leger in het zuiden, in Limburg veelal. Onder hen bevond zich ook een grote groep zwarte Amerikaanse soldaten die werkten als grafdelvers. Zij werden ernstig gediscrimineerd door hun witte medesoldaten. Maar de Limburgse bevolking was weliswaar niet gewend aan gekleurde medemensen, maar nam de zwarte soldaten gastvrij in hun midden op. Dankbaar en dolblij dat ze – dank zij hen – bevrijd waren van de bezetters. Contacten met gezinnen verliepen warm. In een aantal gevallen zelfs zozeer dat meisjes zwanger raakten. Al vroeg in 1945 werden de eerste Limburgse bevrijdingskinderen, ‘Amerikaantjes’ genoemd, geboren. Ongeveer zeventig van die kinderen waren verwekt door zwarte soldaten.
Nadat de soldaten teruggekeerd waren naar de VS bleven de jonge moeders – van wie velen getrouwd waren – achter met hun bevrijdingskroost. De vaders waren onaangenaam verrast met dit geschenk van de bevrijders. De biologische vaders wisten vaak van niets. De Amerikaantjes hadden het moeilijk. Ze waren ‘anders’ en dat zouden ze horen ook. Hun vaders waren gediscrimineerd door de witte soldaten, de kinderen viel eenzelfde behandeling ten deel. Twaalf van deze kinderen vertellen hun geschiedenis.
Mieke Kirkels (1947) studeerde arbeidsmarktpolitiek en personeelsbeleid. Ze leidde in 2008 het oral history-project Akkers van Margraten. Zij publiceerde een boek met het verhaal van de zwarte grafdelver Jefferson Wiggins.
Dit boek is een vervolg op dat eerdere project. Nadat de geschiedenis van Wiggins publiciteit kreeg ging er voor de kinderen-van-toen een lichtje branden. Nooit hadden zij – althans de meesten niet – het verhaal over hun vader gehoord. Zelfs diens naam was vaak onbekend. Maar zijn zwarte uiterlijk dat zich in zijn kind openbaarde had de kinderen hun hele leven problemen opgeleverd. Soms waren ze als ‘exotisch’ beschouwd of als ‘missiekindjes’, vaker waren ze ‘gewoon onechte kinderen’ en daarmee het product van schande.
De twaalf kinderen die in dit boek met hun verhaal naar buiten komen hebben veelal een moeilijke jeugd gehad. Pas veel later, dankzij het onderzoek, realiseerden zij zich dat hun vaders hadden bijgedragen aan de bevrijding van Nederland. Ze konden trots zijn op hun vaders! De opluchting daarover was immens. Ook zorgde de auteur ervoor dat zij elkaar ontmoetten, de herkenning onderling was groot. Een kind zei zelfs dat hij het gevoel had eindelijk broers en zussen te hebben.
Een boeiend boek. Een prachtig en interessant gegeven. Jammer alleen dat de twaalf interviews allemaal langs dezelfde lijn verliepen en vervolgens ook zo opgeschreven werden. Dat maakt die levensverhalen wat voorspelbaar en saai. Had de auteur die interviews samen met een bedreven journalistieke schrijver afgenomen en dat gedeelte van haar verhaal aan hem/haar overgedragen dan zou het totaal levendiger van taal en daarmee aangenamer te lezen zijn geweest. Een kniesoor die daarop let? Nee, want een boek moet van A tot Z boeien. Een prachtig thema alleen is niet genoeg.
Samengevat is het historische deel van het boek het interessantste, de interviews hadden wat menselijker gekund.