Angela Flournoy – Het huis van de familie Turner. Vertaald uit het Engels (The Turner House) door Marianne Gossije. ISBN 978-90-445-3724-6. 445 pagina’s, €21,99. Amsterdam: De Geus 2017.
De lotgevallen van een grote Amerikaanse familie uit Detroit.
Francis en Viola komen elkaar in 1943 tegen. Piepjong zijn ze dan nog, 19 en 16 jaar oud. Maar dat weerhoudt ze er niet van stapelverliefd op elkaar te worden. In 1944 zijn ze getrouwd, en wordt hun zoon Cha-Cha geboren. Het is wennen, vooral voor Francis. Als hij naar een andere stad gaat om werk te zoeken wordt hij prompt op een ander verliefd. Maar Viola blijft trouw op haar post en Francis komt berouwvol terug. Dat is het begin van een vruchtbare relatie waaruit nog twaalf kinderen worden geboren, met Lelah in 1967 als hekkensluiter. Al die tijd woont de uitdijende familie in hetzelfde huis. Het is passen en meten, Cha-Cha gaat als hij veertien is en niet meer bij zijn kleine broertjes wil liggen, zelfs in zo’n klein kamertje slapen dat hij er amper in past. Daar wordt hij op een nacht overvallen door een spook waarmee hij in gevecht gaat omdat hij zijn kamer niet wil afstaan. Het spook wordt een legendarisch familie-fenomeen. Eigenlijk blijft alleen Cha-Cha in hem geloven.
Het verhaal springt naar 2008. De wereld verkeert in een crisis, Francis is dood en Viola is er zo slecht aan toe dat ze bij Cha-Cha intrekt. Alle broers en zussen komen bij elkaar. Want, zo vragen zij zich af, wat moet er met het lege ouderlijk huis gebeuren? Moeten ze het gaan verkopen? Maar helaas, dochter Netti had haar moeder na Francis’ dood geadviseerd een tweede hypotheek te nemen opdat ze haar leven redelijk kon voortzetten. Het gevolg is nu dat er een schuld is van 44.000 dollar, terwijl het huis – in slechte staat en in een achteruit hollende buurt – nog slechts 4000 dollar waard is. ‘Als we het nu verkopen’, zegt Netti ‘dan koopt Donald Trump het, zet er over een tijd een groot huis voor in de plaats en verkoopt het dan aan een stelletje witten voor twee ton.’ Het is duidelijk, de familie Turner is zwart en staat daarmee aan de verkeerde kant van het geluk. De kinderen schorten de beslissing op. Tot vreugde van de gokverslaafde Lelah die haar huis is uitgezet wegens wanbetaling en zich nu stiekem in het huis van haar ouders installeert.
Angela Flournoy (1985) debuteert met deze geschiedenis over haar eigen grote familie. Zij werd prompt door de National Book Foundation verkozen tot een van de vijf veelbelovende auteurs onder de 35 jaar. Flournoy doceert creative writing aan de universiteit van Southern New Hampshire.
Wie start in dit boek ziet meteen een zeer uitgebreide stamboom van de familie Turner. Francis en Viola, hun dertien kinderen en hun bijna 50 klein- en achterkleinkinderen worden daarin met name vermeld. Wie vreest in een chaos van namen terecht te komen zij gerustgesteld. De hoofdrollen van deze bijzondere familiesaga zijn weggelegd voor Francis en Viola, voor Cha-Cha en Lelah.
Cha-Cha leidt aanvankelijk een modelbestaan als vrachtwagenchauffeur: hij haalt alle prijzen voor de veiligste rijder. Maar dan rent er in de late avond een hert de weg op, een auto wijkt uit, Cha-Cha ontwijkt de auto en komt in de berm terecht. Als hij zwaargewond in het ziekenhuis ligt en begint te praten komt zijn jeugdspook boven: dat heeft hem van de weg geduwd. Helaas staat er een verzekertingsman bij. Cha-Cha wordt incompetent verklaard verder nog te rijden, raakt werkloos en komt bij psycholoog Alice terecht. Daar komt veel boven water.
Lelah intussen zit ook flink in de ellende. Al haar spullen zijn door de deurwaarder in beslag genomen en ze is dakloos. Maar zodra ze een dollar op zak heeft trekt het casino, dag in dag uit.
Hoe het allemaal loopt met de Turners, hoe de broers en zussen zich opstellen tegenover Viola, hoe ze terugkijken op hun eigen jeugd als ‘sandwichkinderen’, het laat zich lezen als een boeiende kroniek.
Een vuistdikke, sterke roman voor de ware liefhebber van drama, historie en Amerikaanse ‘zwarte’ geschiedenis.