De vondst van skeletresten en een reddingsvest aan de kust van het Britse Northumberland lijdt tot een onderzoek naar de herkomst. Het vest blijkt afkomstig van de jaren geleden in de Waddenzee bij Rottumerplaat vergane sleepboot Pollux, waarvan de meeste leden van de bemanning de ramp konden overleven dankzij een bekwame reddingsactie van een Nederlandse en een Duitse reddingsboot. Alleen de Duitse kapitein van de Pollux verdween in de golven. Zijn de gevonden resten afkomstig van hem?
Voor het onderzoek moeten de Duitse en Nederlandse autoriteiten samenwerken. Het wordt de laatste klus van plaatsvervangend brigadecommandant Geekse Dobbinga voordat ze met pensioen gaat. De afdeling See van de Bundespolizei wijst inspecteur Lieuwe Cupido aan, die een Nederlandse moeder heeft en, wat door zijn meerdere betreurd wordt, ‘de discipline van een Hollander’. Daarom wordt de jonge agent Xander Rimbach aan hem toegevoegd, die ‘in vertrouwen’ Cupido’s baas over de samenwerking moet rapporteren.
Het onderzoek op de Waddeneilanden Ameland en Norderney verloopt stroef, want de voormalige redders willen niets loslaten over de toedracht van de ramp en hun reddingswerk.
Auteur
Mathijs Deen (Hengelo 1962) is journalist, radiomaker en schrijver. Hij studeerde Nederlands in Groningen. Hij publiceerde inmiddels verschillende boeken, waaronder De Wadden en De grenzeloze rivier. Op uitnodiging begon hij aan een serie Krimi’s die tegelijkertijd in Nederland en in Duitsland (in de reeks Ein Fall für Lieuwe Cupido) worden uitgebracht. De Volkskant sprak over een nieuw genre als antwoord op de Scandinavische politieromans. Volgens Vrij Nederland heeft Deen goud in handen met Lieve Cupido.
Het eerste deel De Hollander / Der Holländer werd gevolgd door De Duiker / Der Taucher, dat inmiddels is bekroond met de Gouden Strop 2024. Dit boek is als Der Retter in het Duits verschenen.
Allereerst moet via DNA- en gebitsonderzoek worden vastgesteld of de overblijfselen inderdaad van de kapitein afkomstig zijn. Dat blijkt niet zo eenvoudig want zijn dochter is niet gemotiveerd om mee te werken. Vervolgens komt de tot nu toe onduidelijke toedracht van ’s mans verdrinking aan de orde. De redders spreken elkaar tegen.
Privé probeert Lieuwe Cupido te achterhalen hoe destijds zijn eigen vader, een visser op Texel, is verdronken. Het raakt hem diep dat de toenmalige bemanning de kaken stijf op elkaar houdt. Hetzelfde gebeurt Xander op Norderney. De arme jongen belandt eerst met vergiftigingsverschijnselen in het ziekenhuis en krijgt later ook nog eens klappen.
Waarom werd de kapitein destijds niet gered? Weten Lieuwe en Xander uiteindelijk te reconstrueren wat er op zee gebeurde?
Een met veel empathie geschreven spannende thriller.
Mathijs Deen – De Redder. Een waddentriller. ISBN 978-90-213-4172-9, 378 pagina’s. Amsterdam: Alfabet Uitgevers 2024.
Nina Luyten en Floris Wijker zijn met Floris’ ouders op vakantie in hun zomerhuisje op Terschelling. Nina is journaliste, ze heeft het altijd druk en de deadlines en e-mails strijden steeds om voorrang in haar hoofd. Maar op het mooie, rustige Terschelling, omgeven door duinen, meeuwen, de zee en mensen van wie ze houdt glijdt alle stress van haar af. Er dan, vlak voor ze naar huis zullen gaan, komt er een bericht van Floris’ broer Frank die met zijn vrouw Eline en hun twee kinderen op vakantie is in de Costa Brava. Ze hebben een auto-ongeluk gehad en zijn allebei gewond, al is het niet heel ernstig. De kinderen zijn ongedeerd. Floris’ ouders Corine en Wim besluiten onmiddellijk af te reizen om de zorg voor hun kleinzoons op zich te nemen. Ze vragen of Floris en Nina langer in het huisje willen blijven. Floris kan op afstand werken, Nina ook. Dus dat is geen probleem. Dan komt Nina in de eilandkrant een bericht tegen. Daarin kijkt men terug op de dag, precies 25 jaar geleden, waarin Sterre Lieshout dood op het strand werd gevonden. Sterre was Nina’s vriendinnetje, ze waren indertijd met een groep leeftijdgenoten op eilandvakantie. De moordenaar was nooit gevonden.
Het verhaal blijft door Nina’s hoofd spelen. En omdat ze toch niet weg kan voor een journalistieke klus besluit ze een podcast te gaan maken over ‘de zaak Sterre’. Ze wil met alle betrokkenen uit die tijd gaan praten. Wie weet komen er nieuwe gegevens boven water en leiden die tot een oplossing van deze ‘cold case’. Ze start vol enthousiasme, haalt een aantal onvermoede punten naar boven. En als ze het politierapport heeft mogen lezen komt ze iets te weten dat zij – Sterres beste vriendin toch – nooit geweten heeft. Ze spit verder. Maar niet iedereen is blij met haar speurtocht naar de waarheid rondom Sterres dood.
Auteur
Linda van Rijn (1974) is de schuilnaam van Mariëtte Middelbeek. Merkwaardigerwijs staat in Wikipedia achter de naam van Middelbeek consequent het geboortejaar 1983 vermeld. De auteur is journalist en schrijver. Middelbeek schrijft jeugdboeken, feelgoodboeken, en historische romans. Daarnaast publiceert ze boeken met ervaringsverhalen, onlangs nog verscheen er eentje met verhalen uit de ambulance. Middelbeek startte in 2011 met vakantiethrillers, haar eerste was Last Minute, en koos voor die boeken het pseudoniem Linda van Rijn. Wie zich achter die naam schuilhield was jarenlang een vraag. Pas in april 2022 maakte de auteur deze twee-eenheid bekend. Elk jaar schrijft ze een zomer- en een wintermisdaadroman. De boeken zijn altijd een enorm succes. De locaties zijn slim gekozen en sluiten goed aan bij de interessesfeer van haar – waarschijnlijk vooral – vrouwelijke lezers.
De boeken van Linda van Rijn staan steeds wekenlang in de Bestseller 60, er zijn inmiddels ruim driemiljoen exemplaren verkocht. Gouden handel.
Ook Terschelling is zo’n mooie locatie. Van Rijn beschrijft zo beeldend de sfeer van het eiland waar het altijd zomer lijkt te zijn, dat je als lezer geneigd bent er meteen een huisje te huren en de koffer te gaan pakken.
En wat er dan mee moet in die koffer?
Dit boek van Linda van Rijn natuurlijk die met haar vlotte pen zand en zomer de pagina’s binnenhaalt, en een heerlijk vakantieboek schreef.
Madeline keert na acht jaar terug naar haar geboortedorp Etouffant. Ze had het destijds verlaten vanwege de bekrompen dorpsmentaliteit. Met haar moeder had ze alleen telefonisch contact. Madeline was in die tijd een geslaagde zakenvrouw geworden en in het bezit van twee goed lopende modewinkels in Bordeaux. Ze keert terug omdat haar moeder is overleden. De ontvangst in het dorp is heel onvriendelijk. Het wordt haar kwalijk genomen dat ze haar moeder niet heeft bezocht toen ze ziek werd en overleed.
Auteur
Johnny Bollé is een Vlaamse schrijver van korte verhalen en thrillers. Hij studeerde af als paramedicus. Hij is personal trainer en groepslesgever. Schrijven is al sinds zijn jeugd zijn grote passie. Web van leugens is zijn achtste thriller.
Een groot gedeelte van het boek speelt zich af in 1978 in het dorp Etouffant. Hoofdpersoon is Isabelle. Ze maakt deel uit van een vriendenkring. Er wordt verteld over haar schoolleven op een middelbare school in Argenton-sur-Creuse. Een belangrijke gebeurtenis vindt plaats bij een kermis in het dorp. Haar beste vriendin is Lilou. Beide vriendinnen gaan op vakantie naar Ploumanac’h in Bretagne. In die vakantie gaat het behoorlijk mis, Lilou komt om en Isabelle komt alleen terug. Wat er precies is gebeurd tijdens die vakantie wordt pas later duidelijk.
De tweede verhaallijn speelt in het heden. Madeline, de dochter van Isabelle, is de vertelster. De vroegere vrienden van haar moeder wonen nog in Etouffant en zijn nu oudere personen. Madeline ervaart de sfeer in het dorp als vijandig, dat begint al in de winkel. De winkelierster Pauline zegt tegen haar: je hoort hier niet meer thuis. Madeline neemt zich voor om zo kort mogelijk in Etouffant te blijven. Ze moet naar de notaris, daarna het huis van haar moeder verkoopklaar maken en dan zo snel mogelijk terug naar huis.
Ook de notaris is zeer kortaf en onvriendelijk. Als ze zich in het ouderlijk huis bevindt gebeuren er enge dingen, men probeert haar bang te maken. Cézanne, een vrouw die later in het dorp is komen wonen en die niet tot het vriendenclubje behoort, is de enige die vriendelijk tegen haar is.
Cézanne waarschuwt voor de dorpelingen. Etouffant is een gevaarlijk dorp. Tevens vertelt ze dat de moeder van Madeline onder verdachte omstandigheden is overleden. Madeline doet er verstandig aan om zo snel mogelijk het dorp te verlaten.
Het einde van het boek is buitengewoon spannend. Deze thriller kent geen misdadigers, de hoofdpersonen lijken brave burgers, maar de schrijver wil laten zien dat iedereen die in een bepaalde situatie geraakt in staat is om te moorden. Het aantal doden is groot, daarom is het verhaal niet helemaal geloofwaardig. Desalniettemin is de schrijver er weer in geslaagd om een vlot geschreven bijzonder spannende thriller te schrijven.
Daniël Corten groeit op in een klein gezin met zijn vader Alwin en huishoudster Louise Mittensill. Hij heeft geen herinneringen aan zijn Duitse moeder, want die stierf toen hij een paar maanden oud was. Daarna is moeders beste vriendin Louise in 1944 met hem van Duitsland naar Nederland gevlucht, zijn vader was weg van huis want die diende als Wehrmachtsoldaat. De drie vormen een zwijgzaam gezin, vader Alwin en Louise dragen een geheim met zich mee dat ze verborgen willen houden voor Daniël. Maar als Alwin ouder wordt, krijgt hij te maken met de kwaal die ’s mensen geest het verleden in duwt: hij gaat dementeren. Hij gaat over het verleden praten, in het Duits en zegt dan vreemde dingen: dat hij geen moordenaar was en geen nazi, dat hij ánders was dan de anderen en hoe moeilijk hij het daarmee had.
De relatie tussen Alwin en Daniël verandert. Als na vaders dood in 1984 een opkoper komt om de spullen uit huis te halen – Louise besluit terug te keren naar haar familie – komt onverwacht vaders verleden naar boven. Daniël vindt uitgebreide aantekeningen uit de tijd dat Alwin diende als soldaat. Eindelijk krijgt hij kijk op zijn vader. En uit diens geschriften leert hij ook zijn moeder kennen. De zo lang verzwegen waarheid opent een grauwe wereld én geeft zicht op een liefdesgeschiedenis, de verboden liefde tussen zijn vader en moeder, de liefde waaruit hij ontstond, een al even verboden kind. Nu begrijpt hij ook waarom Louise met hem naar Nederland is gevlucht.
Auteur
Niek Bremen (1947 – 2024) maakte nét de uitgave van deze novelle niet meer mee, hij overleed kort tevoren. Bremen begon pas met schrijven na zijn pensioen, en startte met korte verhalen. Deze gaf hij in 2018 uit met zijn schrijversvrienden Peter van Deursen en Wim Kallen onder de titel Uit & Thuis in Sittard. Bij zijn huidige uitgever debuteerde hij in 2019 met de roman Bang voor de liefde. In die eerste roman beschrijft hij het traumatische naoorlogse verleden van Andreas, een jongen die na de oorlog opgroeit in een Duits gezin. Het thema fascineert Bremen dusdanig dat ook deze tweede roman over dit onderwerp gaat. Zoals elke grote geschiedenis zich herhaalt, zijn de gevolgen voor de kleine luiden eveneens vergelijkbaar zonder ooit identiek te zijn.
Wat onbesproken bleef is een prachtige novelle van een schrijver die ik graag meer werk had gegund.
Toch moet mij iets van het hart. De dagboekaantekeningen van vader Alwin – en daarop is een groot deel van dit verhaal gebaseerd, zijn alle in het Duits geschreven, logisch, de man wás een Duitser. Maar Niek Bremen gaat er voetstoots van uit dat al zijn lezers deze taal voldoende beheersen om de gehele tekst te begrijpen. Hij vertaalt niets, ook niet in voetnoten.
Na de invoering van de Mammoetwet in 1966 werd Duits (evenals Frans) op het voortgezet onderwerp een keuzevak: wie wil kan het vak na twee basisjaren ‘laten vallen’. Dat doen helaas heel veel leerlingen. Wellicht dat leerlingen het Duits in grensprovincie Limburg, waar Bremen woonde, minder vaak laten vallen dan in de rest van Nederland. Dat weet ik niet.
Feit is dat er (te) weinig mensen Duits spreken, de taal van onze naaste buur en grootste handelspartner. De verengelsing is daaraan mede schuld.
Met het niet-vertaalde Duitstalige deel in het boek bereiken auteur en uitgever een groot aantal lezers niet. Dat is jammer.
Het boek is meer waard.
Niek Bremen – Wat onbesproken bleef. ISBN 978-94-93214-48-4, 127 pagina’s, € 18,50. Haarlem: In de Knipscheer 2024.
Geplaatst inAlle Boeken, Novelle|Reacties uitgeschakeld voor Wat onbesproken bleef
Men neme een afgelegen eeuwenoud klooster, omgevormd tot dure kostschool voor elders van school geschopte meisjes, een moeder-overste/directrice die niets van mannen wil weten, maar graag blote meisjes bekijkt en, als ze de kans krijgt, bevoelt, een merkwaardige postulante die ook niet vies is van jonge meisjes en een dito pastoor. En, nadat een meisje dood wordt gevonden en anderen zo maar verdwijnen, een merkwaardige rechercheur die, tegengewerkt door de directrice deze wantoestanden moet oplossen.
Een kolfje naar de hand van de schrijver, die alle remmen los gooit. Soms een beetje over de top, maar ik ben geen kniesoor.
Auteur
Pieter Wouter Broekharst (Maassluis, 1943) schreef en publiceerde met wisselend succes al vanaf zijn jeugd gedichten, korte verhalen en andere teksten. Na werkzaam te zijn geweest in chemische laboratoria rolde hij op 58jarige leeftijd de zorg in. Op 65-jarige leeftijd volgde hij de opleiding verpleegkunde die resulteerde in zijn debuutroman SCHIZONIA (2018), gebaseerd op mensen met een mentale stoornis. Ondanks zijn gevorderde leeftijd werkt hij nog steeds in de wijkverpleging. ‘Mijn ontspanning is het schrijven van verhalen’. Een aantal van die verhalen is inmiddels gepubliceerd, waaronder de min of meer autobiografische schelmenroman Kroniek van een dorpsjongen en zijn prachtige Vreemde vertellingen.
De titel wijst op de postulante en deze speelt inderdaad een grote, kwalijke rol. Frappant is dat ze de lezer meeneemt in haar weerzinwekkende gedrag, een lezer die overigens voortdurend op het verkeerde been wordt gezet. De meisjes blijken door de wol geverfd en vindingrijk en weten regelmatig te ontsnappen en zich over te geven aan alcohol, drugs en seks. Ze hebben condooms in hun nachtkastje.
Die? Die lust er welpap van. D’r kruis is helemaal uitgesleten, en haar schaamlippen staan permanent open, en d’r clitoris hangt angstig en weggedoken aan de zijlijn vanwege de vele vreemdelingen die erlangs en heen en weer gaan.
Maar eigenlijk gaat het niet om het verhaal, maar om de manier waarop het schrijver het neerzet. Zijn uitbundige taalgebruik door me denken aan de boeken van Leonard Huizinga (1906-1980) over Adriaan en Olivier. De seksuele schadalen uit de Rooms-Katholieke Kerk worden nu eens niet loodzwaar neergezet, maar vrolijk bespot. Het kan bijna niet anders of dit boek is met veel plezier geschreven.
Komt alles weer op z’n pootjes terecht en worden de schuldigen gestraft? Lees dit zelf als het bovenstaande u aanspreekt. Mij wel.
Pieter Wouter Broekharst – De novice. ISBN 978-949-271-925-6, 382 pagina’s, € 23,50. Oosterhout: Uitgeverij Keytree 2020.
Het internationale kunstenaarshotel Spaander in Volendam
Vissers als schildersmodel.
Europa telt enkele bekende schildersdorpen zoals Barbizon en Pont Aven in Frankrijk, Skagen in Denemarken en Bergen, Laren en Domburg in Nederland. Jan Brokken laat met zijn boek zien dat Volendam rondom 1900 een zeer geliefd oord was voor schilders uit de hele wereld. Zij bivakkeerden in hotel Spaander. Leendert Spaander kocht in 1881 een café bij de haven en bouwde een hotel dat niet alleen onderdak bood aan kunstenaars, maar ook werkruimte. Aan de achterzijde van het hotel bevonden zich verscheidene ateliers. Uit de hele wereld kwamen de schilders naar Volendam aangelokt door de typisch Hollandse luchten en het beroemde Hollandse licht. Jan Brokken deed een grondig onderzoek naar de geschiedenis van dit hotel. Hij vond de namen van zo’n 1400 schilders, onder wie 200 vrouwen. In 24 verhalen bespreekt hij vele beroemde schilders. Van verschillende schilderijen vervaardigd in Volendam zijn afbeeldingen opgenomen in het boek.Bij de ingang van het hotel hing als affiche een schilderij van de Duitser Carl Windels met de tekstArtist kom binne.
Auteur
Jan Brokken (1949) is journalist en schrijver. In 1984 debuteerde hij. Hij reisde veel en schreef over zijn reiservaringen. Inmiddels schreef hij ruim dertig boeken, zowel fictie als non-fictie.
Brokken vraagt zich af waarom Volendam zo aantrekkelijk was voor al die buitenlandse schilders, terwijl veel Nederlanders het vissersdorp een beetje oubollig vinden met die klederdracht. Naast het bijzondere licht waren de schilders ook aangetrokken door de vissers. Zij waren heel geschikt als model. De Zweed Ivar Kampke maakte schitterende portretten in Volendam. Je ziet van die werken af dat hij een goed contact had met de vissers, dat hij ze aanvoelde, respecteerde, beminde. Zijn mooiste portret is De blinde visser. Kampke verplaatste zich in de man die de zee alleen nog kon ruiken. Hij liet dat op het doek zien, wat dubbel zo knap is: blindheid laten zien. Al bladerend in het boek kom je nog veel schitterende portretten tegen, zoals een portret van de Oostenrijkse Marianne Stokes. Ze tovert een Volendams meisje dat bij een brandende kaars haar missaal leest om tot een prerafaëlische maagd. Het schilderij hangt in de Tate Gallery. In het boek staan twee opmerkelijke portretten van het mooiste meisje van Volendam: Hille Butter. Beide zijn geschilderd door de Nederlander Willy Sluiter.
Onder de schilders van Spaander treffen we soms beroemde namen. Een voorbeeld is de Fransman Paul Signac. Hij zeilde met zijn eigen kotter naar Volendam en verbleef bij Spaander, waar hij de aquarel Botters schilderde, met Volendam op de achtergrond. Signac bezocht Volendam meerdere keren. In 1896 samen met de Vlaming Théo Van Rysselberghe. Deze schilderde Signac sur son bateau. Nog vele beroemde schilders wisten de weg te vinden naar Volendam, bijvoorbeeld de Duitser Max Liebermann, de Belg Henry van de Velde en de Fransman Augustin Hanicotte. Deze kreeg in het dorp de bijnaam ‘Annie Kot’. Hij schilderde het indrukwekkende schilderij De begrafenis van een visser.
Het echtpaar Spaander had zeven beeldschone dochters. Jan Brokken beschrijft ze als volgt: ze zijn van een tijdloze schoonheid. Ze hebben iets wat het mooie verre te boven gaat, ze trekken de aandacht naar zich toe. De meisjes Spaander waren zeker ook een reden waarom zoveel schilders in het hotel neerstreken. Als model konden ze de vraag nauwelijks aan. Proust, de beroemde schrijver van het boek A la recherche du temps perdu, bezocht met zijn vriend hotel Spaander. Van dochter Wilhelmina zei hij: Mademoiselle Wilhelmina est délicieuse. Drie dochters van Spaander trouwden met een schilder, de Duitser Georg Hering, de Fransman Augustin Hanicotte en de Hagenaar Wim Wouters.
Jan Brokken heeft met De ontdekking van Holland een heel bijzonder boek gemaakt met een schat aan informatie over de schilders rond 1900. De rasverteller doorspekt zijn informatie met kostelijke anekdotes. Daarnaast zijn er de talrijke afbeeldingen van bijzondere schilderijen en dat allemaal over het vissersdorp Volendam. Heel verrassend.
Een kostelijk boek
Jan Brokken – De ontdekking van Holland. ISBN 978-90-450-5015-7, 320 pagina’s, € 26,99. Amsterdam: Atlas Contact 2024.
Geplaatst inAlle Boeken, Cultuur, Kunst|Reacties uitgeschakeld voor De ontdekking van Holland
Als Freya twaalf jaar oud is verliest ze haar beide ouders bij een brand. Haar tante Carole vangt haar liefdevol op en voorkomt dat ze in een weeshuis terecht komt. Via Carole leert het meisje Arthur Crockleford kennen, antiquair en de beste vriend van haar tante. Hij wordt Freya’s mentor in het vak, leert haar van antiek houden, echt van onecht te onderscheiden en ze wordt een ware expert op dat terrein. Maar als ze ouder is verliest Freya haar jeugdliefde door Arthurs schuld en ze wil hem nooit meer zien. Tante Carole blijft ze koesteren, ook na haar huwelijk en scheiding. En dan, als Freya 42 jaar oud is en in een museum werkt, belt Carole haar op. Ze vertelt haar dat Arthur dood is en vraagt haar te komen: de notaris heeft haar verteld dat zij allebei aanwezig moeten zijn als het testament wordt voorgelezen, een teken dat Arthur ook Freya in zijn testament heeft bedacht. Freya haat de nu overleden Arthur nog steeds, maar uit liefde voor haar diep bedroefde tante Carole belooft ze te komen.
Als ze bij Carole is hoort ze dat er vreemde dingen zijn gebeurd. Arthur mankeerde niets, hij zou in zijn eigen winkel van de trap zijn gevallen. En hij had kort daarvoor bezoek gehad van iemand die opmerkelijk grote interesse toonde voor een kostbaar stuk dat nu opeens verdwenen is. Carole en Freya erven de zaak. Maar Arthur heeft ook een bijeenkomst voor ze besproken: een soort antiek-retraite zoals hij die vaker bezocht. Daar komen mensen een weekeind logeren, krijgen een diner en een lezing en – en dáárvoor komen ze vooral – Arthur bezichtigt er hun meegebrachte stukken en vertelt ze of ze kunst of kitsch zijn en wat de waarde van het stuk is. Freya en Carole gaan naar de bijeenkomst. Maar de aanwezigen zijn merkwaardig, de antieke stukken in het landhuis zijn allemaal namaak en de gasten lijken allemaal iets te verbergen te hebben. Zou Arthurs moordenaar tussen hen lopen? Heeft hij het verdwenen kostbare stuk hier verstopt? Kunnen ze in Arthurs dagboeken aanwijzingen vinden om hen op weg te helpen? De raadsels stapelen zich op.
Auteur
C.L. Miller begon haar schrijfcarrière als assistent voor haar moeder, de van het BBC- programma Antiques Roadshow bekende antiquair Judith Miller (1951 – 2023). Judith Miller schreef de bestseller Miller’s Antiques Price Guide, die de eerste druk beleefde in 1979 en daarna jaarlijks opnieuw uitkwam. Ook schreef Judith meer dan 120 boeken over antiek en interieur.
Haar dochter werd haar redactie assistent. Nadat ze getrouwd was en kinderen kreeg besloot ze haar lang gekoesterde droom om schrijver te worden waar te maken. C.L. Miller woont met haar gezin in een middeleeuws huis in Dedham Vale, Suffolk.
Millers ouders overleden voor dit boek in Engeland uitkwam. ‘Maar,’ zo memoreert de auteur hen, ‘ik werd opgevoed met antiek en boeken en daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor.’ Haar moeder had een grote kennis van antiek en heeft de dochter tijdens het schrijven geïnspireerd en behoed voor fouten. Ze draagt het boek niet voor niets aan haar ouders op.
Freya en Carole lossen niet alleen de moord op Arthur op, maar maken ook kennis met de wereld van het namaak-antiek. Kunst of kitsch bepaalt meer dan het leven, de lezer geniet ervan mee.
Een gezellige detective, veel vaart zit er niet in maar dat werkt niet storend. Tenslotte vraagt écht antiek om een voorzichtige behandeling en Miller komt met weetjes die het boek voor antiekliefhebbers her en der nog eens extra opfleuren. Google antiek-termen maar als u ze niet kent: de Martin Brothers-vogel bijvoorbeeld bestaat écht. Ga maar kijken. En dat geldt voor meer dat u tegenkomt in de Moordgids.
Een vakantieboek pur sang.
C.L. Miller – Een moordgids voor antiekverzamelaars. Vertaald uit het Engels (The Antique Hunter’s Guide to Murder) door Nathaly Schrijnder. ISBN 9-789-044-36688-4. 335 pagina’s, € 23,99. Amsterdam: The House of Books 2024.
Deze historische roman beschrijft de periode tussen 1710 en 1755. De hoofdpersoon is baron Alphonse Rochemaure. Centrale gebeurtenissen zijn de vrede van Utrecht en pausverkiezingen in Rome. Alphonse wordt priester en is de secretaris van Melchior de Polignac, die eerst abt was en later kardinaal. Zijn baan als secretaris van de Polignac bracht hem in verschillende steden: Parijs, Utrecht, Rome en Venetië. Alphonse nam het celibaat niet serieus, want in alle woonplaatsen kreeg hij wel een minnares. Naast het verhaal van Alphonse staan er lange stukken over filosofen in het boek. Ook gedachten over geloof en de zin van het leven komen uitgebreid aan bod.
Auteur
Sacha Bem (1940) studeerde filosofie en doceerde jarenlang geschiedenis van de psychologie, wetenschapsfilosofie en cognitieve filosofie aan de Universiteit van Leiden. Hij is de auteur van enkele boeken op deze gebieden. Met deze historische roman debuteert hij op 83-jarige leeftijd.
De auteur is er in geslaagd een goed beeld te geven van de wereld in de achttiende eeuw. Dat komt vooral goed uit in de talrijke reizen die worden beschreven. Zo reist Alphonse in een koets naar Parijs. Hij verlaat de abdij van Noiron om in Parijs secretaris in diplomatieke dienst te worden bij abbé Melchior de Polignac, een belangrijk man aan het hof in Versailles. De reis wordt zeer beeldend beschreven. Vermakelijk is het verslag van een logeerpartij in het kasteel van een rijke familie. Het verslag is zeer gedetailleerd. Zo is er aandacht voor de gang van zaken bij het diner, de gesprekken aan tafel en de gerechten.
Een bijzonder interessant gedeelte handelt over de reis naar Utrecht waar een vredescongres wordt georganiseerd. De Polignac was deelnemer namens Frankrijk. De reis wordt weer uitvoerig beschreven. Ze reizen met twee koetsen, twee bagagewagens en zes charettes beladen met negen grote kisten met wijn. Ze overnachten in Mons. In de nacht is Alphonse getuige van een orgie. Hij is slechts toeschouwer, maar raakt wel opgewonden en verward. In Utrecht aangekomen betrekt het gezelschap een fraaie woning aan een gracht. Delegaties van verschillende landen zijn maandenlang aan het onderhandelen. Ondertussen krijgt Alphonse een verhouding met Johanna. Zij maakt van hem een ervaren minnaar. Zijn ‘baas’ de Polignac wordt benoemd tot kardinaal. Alphonse wordt tot priester gewijd en blijft in dienst van de kardinaal.
De beschrijving van het liefdesleven van Alphonse neemt een grote plaats in. Met een lange rij aantrekkelijke dames deelt hij het bed. Het bijzondere is dat de hoofdpersoon zijn seksuele uitstapjes nogal eens probeert te rechtvaardigen. Als priester trekt hij zich niets aan van de officiële leer van Rome. Hij ziet zichzelf als een buitenissig priester die in alle vrijheid doet wat zijn natuur en geweten hem ingeeft. De gelofte van kuisheid vindt hij maar een kleinmenselijk bedenksel. Hij keert zich wel tegen platvloersheid. Zijn opvatting over erotiek is zeker voor een priester opmerkelijk: Met oprecht en intens beleefde erotiek stel je jezelf open voor de ander en laat je deze in haar menselijke waarde, je verlaagt jezelf ook niet.
Kardinaal Polignac wordt benoemd tot ambassadeur in Rome. Hij vertegenwoordigt daar Frankrijk bij de Heilige Stoel. Alphonse is in Rome de eerste ambassadesecretaris van de kardinaal. Het is heel handig dat hij priester is geworden. Het belangrijkste in dit deel van het boek is de gang van zaken rondom de verkiezing van een nieuwe paus. Alphonse maakt dat een paar keer mee. Iedere keer komt er een conclaaf dat duurt tot er een nieuwe paus is gekozen. We krijgen een goed inzicht in de intriges en het gekonkel die plaatsvinden tijdens zo’n conclaaf. In een leuk hoofdstuk wordt de reis beschreven die Alphonse maakte vanuit Rome. Alles verandert als de kardinaal zijn baan opzegt en terugkeert naar Frankrijk.
Terug in Frankrijk wordt Alphose prior van een klein klooster. Zijn belangrijkste bezigheden zijn studeren en schrijven. Mensen om hem heen verbazen zich over zijn gebrek aan ambitie. Het aanbod om ambassadeur te worden wijst hij af. Hij volgt hiermee Plato na die zei dat het waardevolle tijdloos is en niet op werelds nut is gericht. Alphonse streeft naar een belangeloos leven zonder de tijdelijke gewichtigheid van een politieke of diplomatieke loopbaan. Zijn belangrijkste inzicht is dat hij in het licht van de eeuwigheid, in die overweldigende wereldgeschiedenis, in die onafzienbare ruimte en onder die ontelbare, eeuwig flonkerende hemellichamen, zijn we dan niet allemaal passanten, toevallige kruimel. Met Een passant schreef Sacha Bem een overweldigende historische roman met een rijke inhoud, die een schat aan interessante feiten biedt over een tamelijk onbekende periode. De stijl heel toegankelijk.
Sacha Bem – Een passant. ISBN 978-90-832770-8-0, 560 pagina’s, € 29,95. Obdam: Uitgeverij Doornwater 2023.
De dag nadat Fleur Bourgonje op Texel aankomt om daar, in het dichtershuisje, de verhalen voor haar nieuwe boek Archipel te gaan schrijven, breekt er een storm los. De schapen worden van de dijk gehaald, de ganzen verlaten hun broedplaats, alleen meeuwen en aalscholvers blijven boven de zee cirkelen. Tegen de avond wordt de veerboot uit de vaart gehaald. Bourgonje zocht de milde afzondering van een rustig eiland waar ze haar verhaal vol herinneringen gestroomlijnd op papier kon krijgen. In plaats daarvan krijgt ze storm, een opgelegde isolatie waaruit niet te ontsnappen valt, een nachtmerrie waarin ze gedoemd lijkt voor altijd te dolen. De rust is verdwenen. Ze had op Texel haar herinneringen willen opschrijven aan de eilanden waar zij gedurende haar leven had gewoond, zodat ze met dit patchwork van eilandverhalen een eigen vasteland creëerde. Want, zo wist ze, op al die eilanden lagen haar persoonlijke ervaringen, elk eiland had haar gevormd, was in haar gekropen, had haar gemaakt tot wie ze was. De bundeling van haar eilandverhalen zou een portret opleveren: dit is Fleur Bourgonje, geboren als de dochter van een hoefsmid in het Utrechtse kerkdorp Achterveld, uitgegroeid tot een vrouw, wier karakter medegevormd was door haar vele eilandverblijven. Ze wilde de afstand tussen die eilanden op Texel slechten om zichzelf als eenheid te zien.
De reis vanuit Achterveld begint natuurlijk thuis, in het kerkdorp. Ook als klein meisje werd ze al getrokken door water, in die tijd was het ‘De Vissenkom’, het grootst denkbare waterbassin op aarde, een vijver vol ontelbare kleurloze kleine visje en enkele karpers. De Vissenkom was het doel van de moeders die met hun kinderen aan de wandel gingen en die onderling gesprekken voerden over de tijd, kort daarvoor, dat er ‘moffen’ waren voor wie ze op de vlucht sloegen. Kinderwagens vol kinderen en kostbare dingen, en dan haastig weg, naar het water, waar de mof niet kwam. Mof, het was een woord waarbij de kleine Fleur zich niets anders kon voorstellen dan dat je met de ‘mof moest rennen voor je leven’.
En zo kleurt Bourgonje haar verhalen in, zeer persoonlijk, gevoelsmatig. Of ze haar lezers nu meeneemt naar Paaseiland Rapa Nui of naar Stromboli, Murano of The Claddagh, een van de oudste vissersplaatsen in Ierland aan de monding van de Corrib, waar ze op zoek gaat naar de restanten van foto’s uit 1913. En dan komt Texel weer in beeld, steeds keert ze schrijvend terug naar Texel en naar haar geboortedorp A.
Auteur
Fleur Bourgonje (1946) vertrok na haar middelbare school naar Parijs waar ze de Parijse studentenrevolte van 1968 meemaakte. Ze vertrok in 1971 naar Zuid-Amerika. In de tien jaar dat ze daar verbleef woonde ze in verschillende landen. Ze schreef reportages en artikelen. In 1985 debuteerde ze met de roman Spoorloos, over de positie van vrouwen onder de dictatuur in Chili en Argentinië. Bourgonje schrijft poëzie, verhalen en romans. Dit is haar dertigste boek. Ze ontving de Betje Wolffprijs voor haar gehele oeuvre.
Archipel is een bijzonder boek. Fleur Bourgonje formuleert zo mooi, bijna neuriënd van taal zonder aan mooischrijverij te doen, dat ze haar lezers dwingt langzaam en met verstilde aandacht te lezen. Een boek als een delicatesse. Schitterend geschreven.
In 2013 verscheen ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag de biografie van Huub Oosterhuis onder de titel De paus van Amsterdam (een bijnaam gebaseerd op ’s mans gezag in kerkelijke kringen). In 2023 verscheen naar aanleiding van het overlijden van Oosterhuis een geactualiseerde versie van de biografie. Deze biografie is grotendeels gebaseerd op interviews. De versie van 2023 begint en eindigt met een verslag van de uitvaartdienst in de Westerkerk.
Auteur
Marc van Dijk (1979) is journalist en schrijver. Met filosoof Daan Roovers publiceerde hij Wij zijn de politiek, met ethicusPaul van Tongeren Het wonder van betekenis en met politicus Marjolein Moorman Rood in Wassenaar.
Roeping en priesterwijding
Huub Oosterhuis was als kind een vrome jongen die elke dag met zijn vader naar de Thomaskerk ging. Dat hij vroom was blijkt uit zijn toenmalige opvatting over het ‘Mirakel van Amsterdam’. Het ging om een wonder met een geconsacreerde hostie. Iemand had deze uitgebraakt en in het vuur geworpen. De hostie bleef onaangetast. De kerk zag hierin het bewijs dat Christus werkelijk aanwezig is bij de eucharistie. Huub erkende dit wonder en schreef er een opstel over. Hij kreeg de tweede prijs. Na de lagere school wilde hij naar het kleinseminarie, de vooropleiding voor het priesterschap. Zijn ouders stuurden hem naar het Ignatiuscollege, een jongensschool geleid door jezuïeten. Zijn biechtvader was pater Jan van Kilsdonk. Hij zag in de jongen een priester. Huub had verscheidene malen de ervaring van ‘de roepstem’. Een God die riep, en die roepstem was een bevel, een onontkoombaar dwingende uitnodiging. Na twaalf jaar was zijn opleiding voltooid. Zijn wijding vond plaats op 31 juli 1964 in Maastricht.
De studentenekklesia
In 1960 startte studentenpastor Van Kilsdonk in Amsterdam de Studentenekklesia. De oude Latijnse liturgie werd als onbruikbaar gevoeld. Van Kilsdonk verzocht Oosterhuis een nieuwe Nederlandse liturgie te vervaardigen. Ook zorgde Van Kilsdonk ervoor dat Huub een aanstelling kreeg. De eerste producten waren direct al een succes. Hij probeerde de psalmen, lezingen en gebeden tot een zinvolle eenheid te componeren. De verantwoordelijke bisschop Bekkers was enthousiast. Op het vernieuwde tafelgebed kreeg hij krtiek. Een belangrijk discussiepunt was de kwestie van het celibaat. In Nederland bestond bij sommige bisschoppen enig begrip voor de gehuwde priester, maar Rome bleef onverbiddelijk. In 1969 hield Oosterhuis in een kerkdienst een toespraak over het celibaat en over andere zaken van Rome waarop hij kritiek had. Hij werd ontboden bij de generaal van de jezuïeten in Rome en vervolgens uit de orde gestoten en ontslagen als studentenpastor. De studentenekklesia maakte zich los van de officiële kerk en koos voor een vrije opstelling. Ze stonden voortaan buiten de verantwoordelijkheid van de bisschop van Haarlem.
Liederen
Oosterhuis is vooral bekend om zijn liederen. Hij schreef er 700. Al heel vroeg begon hij met het schrijven kerkliederen. Zijn eerste kerklied Zolang er mensen zijn op aarde/ zolang de aarde vruchten geeft/ zolang zijt Gij ons aller Vader, wij danken U voor al wat leeft schreef hij in 1959. Vele liederen werden opgenomen in gezaghebbende kerkelijke zangbundels en ook in het protestante Liedboek voor de Kerken. Aanvankelijk werden de liederen ook gewaardeerd door de bisschoppen, maar alleen het vroege werk. In 2000 verscheen de Laus Deo nieuwe katholieke bundel, waaruit de liederen van Oosterhuis weggelaten waren. Bisschop Wiertz van Roermond gaf als voornaamste reden dat Oosterhuis de katholieke kerk had verlaten. Oosterhuis ontkende dat. Er was ook geen sprake van excommunicatie en het priesterschap was hem ook niet ontnomen. Hij wees erop dat de liederen ontleend zijn aan de Bijbel. Wiertz miste de kerkelijke traditie. De liederen van Oosterhuis bleven populair. De Acht Mei Beweging had zelfs een grote voorkeur voor zijn liederen. Het lied De steppe zal bloeien werd hun lijflied. De steppe zal bloeien/de steppe zal lachen en juichen.
De biografie besteedt veel aandacht aan het ontstaan van de liederen en de samenwerking met componisten als Bernhard Huijbers en Antoine Oomen. Bij Huubs uitvaartdienst werden ook liederen van hem gezongen. Een hoogtepunt was het lied Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik. De tekst is gebaseerd op psalm 139. Het werd gezongen door zijn dochter Trijntje.
Poëzie
Ook met poëzie begon Oosterhuis op jonge leeftijd. Zijn eerste bundel Uittocht verscheen in 1961. Dat kon pas na goedkeuring van twee censoren. Ze hadden bezwaar tegen een gedicht dat over het celibaat handelde. De bundel werd positief besproken door Kees Fens. Deze stelde vast dat Oosterhuis geen individuele geloofservaringen beschreef, maar dat er sprake was van gemeenschapszin. Centraal stond het dienend karakter van zijn dichterschap. Gerrit Komrij was heel kritisch. Hij was verbaasd over de populariteit van Oosterhuis. Deze was in die tijd de meest gelezen dichter van Nederland. De bundel Bid om vrede telde dertien drukken en was vertaald in tien talen. Komrij vroeg zich af hoe het mogelijk was dat de copywriter van de firma Christus & Co zo’n enorme afzetmarkt heeft. Komrij had veel invloed. Hij bepaalde ook de inhoud van bloemlezingen, waarin Oosterhuis’ gedichten niet werden opgenomen, met als gevolg dat hij in de Nederlandse literatuur nooit werd erkend. Oosterhuis ging zijn eigen weg. In 1972 startte hij met het project Poëzie Hardop. Het werd een groot succes.
Politiek
In 1971 begon Oosterhuis met de zogenaamde ‘politieke diensten’. Het waren diensten zonder eucharistie. Volgens Oosterhuis roept de Bijbel op je geweten te scherpen en op te komen voor de verdrukte medemens. Religie was volgens hem nauw verbonden met politiek activisme. Hij was heel actief bij de opvang van vluchtelingen, in die tijd uit Chili. Oosterhuis hield zich zowel persoonlijk als met de ekklesia bezig met de kansloze vluchteling. Hij had een band met de Socialistische Partij van Jan Marijnissen. Wat hem aantrok was dat de SP de menselijkheid als uitgangspunt hanteerde evenals het opkomen voor de ontrechten. Hij koos voor de SP omdat het de meest linkse partij was en dus van alle partijen het meest in overeenstemming met het evangelie. Zijn sympathie ging zo ver dat hij een keer als lijstduwer van de partij optrad.
Prins Claus
In 1968 organiseerden Prinses Beatrix en Prins Claus informele bijeenkomsten met kunstenaars, het Drakensteynproject. Oosterhuis werd uitgenodigd. Claus had grote belangstelling voor de projecten van ekklesia. Hij bemiddelde bij het verkrijgen van subsidies. Ook steunde hij persoonlijk de ‘politieke kerkdiensten’ en het project ‘De hele Bijbel gelezen en uitgelegd’. Tussen Claus en Oosterhuis ontstond een vriendschappelijke band en later trad Oosterhuis op als de pastor van Claus. Toen deze overleed werd Oosterhuis gevraagd om de overdenking te verzorgen in de uitvaartdienst. Een ontroerend onderdeel in die overdenking was de herinnering aan een Koninginnedag waarbij Claus en Oosterhuis samen naar een televisiereportage keken van het koninklijke bezoek aan Meppel. Toen Claus zijn familie zag, zei hij: Daar zijn ze. Moet je ze zien! Ze doen het goed.
Geschillen met de moederkerk
Huub Oosterhuis was aanvankelijk een volgzame en gehoorzame rooms katholiek. Hij trad toe tot de jezuïeten en werd tot priester gewijd. Zijn pogingen om een begrijpelijke liturgie in de Nederlandse taal te maken werden gewaardeerd, evenals zijn liederen. Dat gold niet voor de poëzie. Hij kreeg bezoek van een visitator die hem toevoegde: Wij jezuïeten zijn niet zo gesteld op dichters. Eén van zijn grootste geschilpunten met de Rome was het celibaat. Nergens in de Bijbel vond hij daar aanwijzingen voor. Een ander belangrijk verschilpunt betrof de verlossingsleer en de eucharistie. De wezensverandering, transsubstantiatie waarbij het brood werkelijk het lichaam van Christus wordt en de wijn in zijn bloed verandert werd door Oosterhuis aangevochten. De woorden in het tafelgebed waren volgens hem verkeerd vertaald. Grote bezwaren had Oosterhuis tegen de houding van de kerk ten opzichte van totalitaire regimes in Zuid-Amerika. Het was voor hem een schok dat de meeste van zijn liederen niet langer werden gezongen. Hoewel de Bijbel de belangrijkste bron was voor zijn liederen, werden ze toch verworpen omdat ze niet gebaseerd waren op de kerkelijke traditie. Een andere reden was het feit in de liederen het woord Christus niet voorkwam.
Marc van Dijk schreef een uitstekende biografie over Huub Oosterhuis, die een helder inzicht geeft in het leven en de activiteiten van Oosterhuis. Deze aandacht is van belang omdat Oosterhuis als een van de grootste liturgische vernieuwers kan worden beschouwd.
Marc van Dijk – Huub Oosterhuis. De biografie. ISBN 978-90-263-6549-2, 396 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: Ambo | Anthos 2023.